BD.7369 Verlossingswerk vereist vrije wil Ik wil van u alleen de belofte hebben, dat u Mij zult willen toebehoren en uw leven zal voortaan slechts op één doel gericht zijn. Want dan heb Ik het in de hand u te leiden en te onderrichten, opdat u uw doel zult bereiken. Ik kan niet beslissend op uw aardse leven inwerken, zolang u niet vrijwillig Mij de belofte hebt gegeven. Maar Ik kan dadelijk uw lot in mijn handen nemen, wanneer deze belofte vrijwillig is gedaan. Wanneer u weet dat het om een strijd gaat om uw ziel tussen Mij en mijn tegenstander, die Ik in zoverre gerechtigheid moet doen door hem niet met geweld dat af te nemen wat hem toebehoort, zo zult u ook begrijpen dat eerst deze toezegging moet voorafgaan in vrije wil de mijne te worden en eeuwig te blijven. Deze vrije wil geeft Mij pas het recht nu mijn invloed te doen gelden en u hulpvaardig bij te staan in de strijd tegen de vijand van uw ziel, die zolang om u zal worstelen, als u nog niet geheel vrij bent van alle zwakheden en fouten die u als zijn aanhang kenmerken. Hij heeft dus nog zolang macht over u als u zich nog niet geheel van hem zult kunnen losmaken, dat wil zeggen als u nog kenmerken van mijn tegenstander in u hebt: fouten, zwakheden, begeerten en allerlei slechte gewoonten die erfdeel zijn sinds zijn afval van Mij. Doch uw wil is doorslaggevend of het zich losmaken van hem eens zal plaatsvinden of niet, omdat Ik daarvoor zelf als mens Jezus aan het kruis gestorven ben, dus Ik u verlost heb uit zijn macht. Tevoren was het voor u niet mogelijk u aan zijn macht te ontworstelen, omdat u zich door de oerschuld aan hem had overgegeven en hij u nooit zou hebben vrijgelaten uit zijn macht. Maar Ik heb door de kruisdood de schuld betaald. Dus zou de hele geestelijke wereld vanaf dat ogenblik verlost zijn geweest, wanneer Ik niet de vrije wil had geëerbiedigd van die wezens, die weerspannig tegen Mij zijn. Want de wil van ieder wezen is vrij en het kan verblijven bij de heer die het zelf kiest. Dus kan ook de aanhang van mijn tegenstander bij hem blijven en hun wil zal worden gerespecteerd. Ik zal mijn tegenstander geen enkel wezen met geweld ontrukken, dat hem toebehoort en niet te kennen geeft vrij te willen worden van zijn huidige heer. Dus zal een dergelijk wezen niet verlost blijven, tot het zelf begeert vrij van hem te worden, al duurt het eeuwigheden. Deze wezens zijn niet verlost, ondanks mijn kruisdood. Maar zodra de vrije wil zich naar Mij keert, zodra het wezen in het stadium als mens, waarin het de vrije wil weer heeft teruggekregen, zich van mijn tegenstander afwendt en zich bewust naar Mij keert, zodra het dus van Mij wil worden en blijven, treedt ook mijn verlossingswerk in werking, doordat Ik - Jezus Christus en Vader van eeuwigheid - me van die mens meester maak en hem dan los begin te maken van mijn tegenstander, wat geschiedt in overeenstemming met zijn wilskracht hoe hij tegen zijn fouten en zwakheden strijdt. En deze wilskracht kan hij voortdurend vragen aan Jezus Christus en hij zal het ook doen, omdat hij in Hem gelooft. Het geloof in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk is voorwaarde, dat de mens Hem vraagt om de genade van het verlossingswerk. Daarom kan een ongelovige ook de verlossing niet vinden. Want Jezus Christus zelf moet de wil van de mens versterken, zich vrij te maken van de tegenstander. Maar wie eenmaal zich in vrije wil naar Mij keert, die geef Ik eeuwig niet meer op. Hij kan zijn verlossing ook als zeker veronderstellen, want om hem zal Ik onvermoeibaar worstelen en Ik zal hem helpen door toevoer van kracht om van zijn fouten en zwakheden vrij te worden. En Ik zal ook steeds weer op zijn gedachten inwerken, dus hem niet meer uit mijn liefdezorg weglaten. En nooit zal een mens niet verlost blijven, wiens wil op Mij aanstuurt, die probeert mijn wil te vervullen en zich bewust aan mijn tegenstander onttrekt. Ik verlang alleen de wil van de mens. Ik vraag alleen de erkenning van Jezus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld, in wie Ik zelf het verlossingswerk voor de mensen heb volbracht, om hem nu de genaden van het verlossingswerk ook te kunnen doen toekomen, die daarin bestaan, dat de wil van de mens versterking krijgt, dat hij kracht kan betrekken om de verandering - terug naar de liefde - te kunnen doorvoeren. En Ik verlang alleen de blijvende band met Mij, opdat de kracht nu ook voortdurend in u kan overstromen en u alle taken zult kunnen vervullen die het aardse leven geestelijk en stoffelijk steeds weer aan u stelt. Het op Mij richten van uw wil is alleen beslissend of en wanneer uw verlossing plaatsvindt. Maar dat ze plaatsvindt is zo zeker, daar anders mijn verlossingswerk tevergeefs zou zijn volbracht, wat toch de grootste dwaalleer zou moeten worden genoemd, wanneer die ooit verkondigd zou worden. Jezus Christus heeft alle mensen verlost, maar alleen die verlost willen worden, zullen de genaden van het verlossingswerk deelachtig worden. Maar wie wil, die zal ook gelukzalig worden, omdat zijn wil Mij het recht geeft mijn tegenstander de ziel te ontrukken, omdat Ik voor haar de koopprijs heb betaald met mijn bloed. Amen |