BD.7364
16 mei 1959
Eindvermaning
Met het oog op het naderende einde wordt u steeds weer vermaand u op uw eigenlijke opdracht te bezinnen, die het rijp worden van uw ziel betreft en niet het vervullen van lichamelijke behoeften. U moet zich er steeds van bewust zijn dat iedere dag voor u de laatste kan zijn, dat er u de volgende dag reeds geen aardse goederen meer van dienst kunnen zijn en dat dan alleen voor u over blijft wat de ziel zich verworven heeft in het aardse leven. Hoe jammerlijk kunt u daar dan staan wanneer u generlei geestelijke goederen kunt laten zien, hoe armzalig kan het met u gesteld zijn ondanks groot aards aanzien en rijkdom. Niets daarvan kunt u meenemen in de eeuwigheid. Geestelijke goederen daarentegen kunnen u niet ontnomen worden, zij zijn uw eigendom en zij zullen u bovenmate zalig maken bij het binnen gaan in het geestelijke rijk. En u allen hebt nog maar op een korte levensduur te rekenen, ongeacht hoe oud u bent.
Had u de genade dat u reeds een lang aards leven mocht afleggen, dank dan God daarvoor. Maar houd ook elke dag rekening met uw overlijden en bereid u er op voor, want niemand weet de dag en het uur van zijn afscheid van deze aarde. Maar vanwege het einde zullen veel mensen vroegtijdig hun leven verliezen en steeds weer zal dat volgens Gods wil zijn die probeert te redden wat er nog te redden valt. Want niet iedereen zal in staat zijn dat, wat zich voor het einde nog op aarde zal afspelen, te overleven. Bovendien kan het ook nog een bijzondere genade betekenen als de mens vroegtijdig de aarde mag verlaten, om in het rijk hierna nog een mogelijkheid te vinden voor het rijp worden van zijn ziel - omdat hij op aarde nalatig is in zijn zielenarbeid.
Kon u vooruitzien, dan zou u waarlijk niet meer zo ijverig uw wereldse arbeid uitvoeren. U zou, wanneer u van goede wil bent, uw ogen alleen maar gericht houden op de arbeid voor uw ziel. Want van alle wereldse moeiten en zorgen zou u dan inzien dat ze nutteloos zijn ten aanzien van wat voor u ligt. U mag echter niet gedwongen worden tot uw levenswijze. U moet vrijwillig de juiste weg inslaan en tevreden zijn met de vermaningen en waarschuwingen die God u door Zijn woord voorhoudt. En u moet ze ook opvolgen, want dat zal voor u tot zegen zijn. Wie zijn ogen en oren open houdt kan zelf zien hoe het in de wereld toegaat, hoe overal chaos te zien is wat onherroepelijk een uiterst noodlottig einde tot gevolg moet hebben. En hoort hij nu Gods woord, luistert hij naar wat Zijn dienaren hem verkondigen, dan zou het voor hem gemakkelijk moeten zijn dienovereenkomstig zijn levenswandel te leiden, als hij maar gelooft hoe dicht hij voor het einde staat en als hij gelooft wat God hem door Zijn boden zeggen laat.
Er is niet veel tijd meer, maar toch zou zij voldoende zijn om uw ziel nog de nodige rijpheid te laten verkrijgen als u deze arbeid maar ernstig ter hand zou nemen. Als u zich bezig zou houden met goed te zijn, uw medemensen liefde te schenken, daden van onbaatzuchtige naastenliefde te verrichten, tot God uw blik te wenden en voor Hem hart en oor te openen wanneer Hij u aanspreekt.
U moet alleen het juiste willen doen en tot God bidden om kracht en genade, dan zal Hij zich ook waarlijk om u bekommeren en u bovenmate bedenken met kracht en genade. Want Hij laat niemand alleen en zonder hulp die zich tot Hem wendt om hulp en die een juiste levenswandel wil leiden naar Gods wil. Deze wordt vastgepakt door de liefde van God en hij wordt zo geleid dat alles wat hem overkomt, zal bijdragen tot het verkrijgen van zielenrijpheid. Alleen moet hij zich ernstig bezinnen op zijn eigenlijke bestaansdoel en hij mag niet aarzelen, want er blijft u allen niet veel tijd meer. Hij moet luisteren naar wat Gods boden hem verkondigen en zijn leven daarnaar inrichten. En hij zal daar zeker goed aan doen, want de tijd die u werd toegestaan tot het rijp worden van uw zielen loopt ten einde.
Amen |