BD.7315
24 maart 1959
Verleidingen door de tegenstander door wereldse verlokkingen
Wanneer u de wereld en haar genoegens begeert, dan weet u,
dat de verzoeker dichter bij u komt, die u weer wil winnen voor de wereld,
welke u probeert te ontvluchten. Het rijk van aardse lust en vreugde is
zijn gebied en hierin heerst hij waarlijk op een manier, zodat veel mensen
aan hem ten prooi vallen. Want zij allen verlangen erg naar lust en genoegens
van aardse en lichamelijke aard. En zij allen amuseren zich prima, wanneer
ze de wereld aanhangen en al haar verlokkingen volgen, die hij hen voor
ogen houdt.
Anders dan door de wereld kan hij de mensen niet verblinden, want zodra
dezen eenmaal voor het geestelijke rijk hebben gekozen, zullen ze hem
waarlijk niet ter wille zijn en hun gedachten op hem richten. Maar dan
treedt hij door de wereld en haar bekoringen hen tegemoet, en de wil van
de mens moet al erg sterk zijn om weerstand te bieden aan de verzoekingen.
Let er daarom op, wanneer u probeert de wereld vreugden af te winnen,
dat u in gevaar bent voor zijn verleidingskunsten te bezwijken. En wapen
u om weerstand te bieden. Richt uw blikken met vergrote ijver weer op
de geestelijke wereld. Geef uzelf rekenschap, in hoeverre u standhoudt
tegenover zulke verzoekingen, waarvan u met zekerheid zult kunnen aannemen,
dat ze het werk van de tegenstander zijn, die u van God en Zijn rijk wil
afbrengen en daarom ook geen middel schuwt dit doel te bereiken. Bij iemand
die serieus streeft, zal hij weliswaar niet veel meer bereiken, dan dat
de mens de eisen van het leven nakomt, die hij moet vervullen, daar hij
midden in de wereld staat en zich daarin moet waarmaken. Toch is het gevoelen
van het hart hierbij doorslaggevend, want dit mag hij niet gevangen laten
nemen, doordat hij aardse vreugden en genietingen begeert. Want het verlangen
van het hart is maatgevend, hoe ver de mens zich weer van de geestelijke
wereld verwijdert en in de aardse wereld terugkeert.
De verzoekingen van de tegenstander van God houden niet op. Tot het laatst
worstelt ook hij om de zielen van diegenen, die voor hem verloren dreigen
te gaan. Tot het laatst zal hij niet verslappen, steeds weer met de aardse
wereld het geestelijke rijk te verdringen. En steeds weer moet daarom
de ziel standvastigheid tonen en weerstaan. En hoe verder ze is in haar
streven, des te gemakkelijker zal haar het afweren vallen en des te geringer
wordt het gevaar, hem weer ter wille te zijn. Want ook het geestelijke
rijk zal de ziel boeien en haar niet meer vrij laten, zodra haar wil op
God is gericht en de ziel dus niet meer aan de tegenstander toebehoort,
maar meer en meer vrij wordt van hem. Dan kunnen de verleidingen op de
mens geen indruk meer maken. De wereld heeft aan aantrekkingskracht verloren
en alleen het geestelijke rijk is nog begerenswaardig voor hem. De vereniging
met God is het enige en hoogste doel van de ziel en ze zal dit doel ook
bereiken.
Amen |