BD.7292
24 februari 1959
Blind geloof - Dood christendom
Het is moeilijk de mensen ervan te overtuigen dat Ik Mij niet tevreden kan laten stellen met uiterlijkheden - en hieronder versta Ik het formalistisch meelopen met menselijke zeden en gebruiken die geheel waardeloos zijn, juist omdat ze slechts een "meelopen" betekenen, overgenomen gewoontes of gebruiken die maar schijn zijn en Mij dus niet welgevallig kunnen zijn. Want Ik wil waarheid, een levend christendom. Ik wil dat de mensen ijverig meedoen en zelf meeleven, want voor het dode zal Ik nooit en te nimmer begrip hebben of mijn toestemming kunnen geven. Dood is echter alles wat de mensen zich eigen maken of van medemensen overnemen, zonder zelf eenmaal serieus daarover een standpunt te hebben ingenomen. En wanneer een mens dus door zijn opvoeding tot een bepaalde opvatting werd gebracht, heeft hij de plicht zodra hij denken kan, zichzelf een mening te vormen, en pas wat hij dan in vrije wil aanneemt of afwijst, is zijn eigen gedachtegoed waarvoor hij zich moet verantwoorden, hoe hij het benut heeft.
Maar hij zal zich ook moeten verantwoorden voor een blind geloof. Zo'n geloof zal hem nooit kunnen worden aangerekend als aan God welgevallig, want Ik kan het niet goedkeuren als gedachteloos en zonder bezwaar alles wordt geloofd en de mens zelf in het geheel niet onderzoekt wat er van hem verlangd wordt te geloven. Hij zal er zich ook nooit op kunnen beroepen door leraren zo onderwezen te zijn, want hij is, als mens die zelf denken kan, ook in staat na te denken over wat men van hem verlangt te geloven. En hij zal ook in zijn denken juist geleid worden als het hem ernst is achter de waarheid te komen. Deze ernstige wil echter ontbreekt de meeste mensen, en zij nemen daarom veel gedachteloos aan en zijn nu van mening ware christenen te zijn, wanneer zij de leerstellingen die Jezus Christus betreffen niet afwijzen. Het is echter nog lang geen geloof dat zij bezitten, want een geloof dat voor Mij waarde heeft moet levend zijn en kan alleen door een serieuze instelling verworven worden. Waar is deze echter te vinden?
De mensen nemen vaak genoegen met het eenmalig onderricht uit hun jeugd, dat zij nu in het leven meenemen en dat hen nu geloven laat dat de kennis ervan voldoende is, en zij voelen zich nu niet verder verantwoordelijk tegenover hun God en Schepper. Hoe ver bevinden dezen zich nog op een dwaalspoor en hoe leeg zullen zij eens voor Mij staan, wanneer Ik van hen verantwoording verlang voor hun aardse leven. Doch zij zijn niet te overtuigen van hun verkeerde denken, anders zouden zij zich moeite geven er dieper in door te dringen en zij zouden zich met een levendige geest bezighouden met de tot dusver dode kennis die zij bezitten.
Er zijn er maar weinige die daar geen genoegen mee nemen en op zoek gaan om de waarheid te vinden. En deze weinigen zullen haar ook vinden omdat zij in hun binnenste Mijzelf zoeken, die de eeuwige Waarheid ben. Maar alle mensen zouden kunnen Mij zoeken. Want alle mensen kunnen denken en iedere ernstige gedachte zou hen op de juiste weg leiden, daar Ik dan zelf al bereid ben mijn handen uit te strekken en allen die licht verlangen uit de duisternis in het licht te trekken. Doch zolang een mens niet inziet dat hij zich op de verkeerde weg bevindt, ziet hij ook niet om naar de juiste weg. En de mensen geloven over de juiste weg te gaan, omdat het hun ingeprent wordt door leiders die zelf nog niet de juiste weg gevonden hebben.
En zo is het aan ieder persoonlijk overgelaten, maar indirect wordt ook ieder afzonderlijk steeds weer geholpen. Hij wordt in gedachten aangespoord over zichzelf na te denken en zich af te vragen hoe hij zich wel staande zal houden als hij zich zal moeten verantwoorden tegenover Mij. En als hij bij zulke innerlijke vragen langere tijd blijft stilstaan, zal Ik ze hem ook beantwoorden, want alleen zijn wil vraag Ik, dat die zich bewust naar Mij wendt. Dan zal Ik nimmer van zijn zijde wijken tot hij op de juiste weg gaat, waar hij Mij zoekt en heel zeker ook vinden zal.
Amen |