BD.7272
1 februari 1959
Gods liefde volgt de mens tot hij zelf zijn hart opent
U zult eeuwig mijn liefde niet kwijtraken, al houdt u zich
nog zo ver van Mij verwijderd. Want u bent uit mijn liefde voortgekomen
en uw oersubstantie is en blijft liefde, zoals ook mijn oerwezen liefde
is. Maar zolang u zelf Mij nog weerstand biedt, ondervindt ook mijn liefde
een zekere weerstand, waartegen ze niet vanzelf optreedt. Mijn liefde
wacht af tot u zelf de weerstand opgeeft en zich vrijwillig naar Mij keert.
En dat moet gebeuren tijdens de duur van uw leven op aarde als mens, waarin
u met verstand en vrije wil bent begaafd. Want deze laatste zult u Mij
bewust moeten toekeren en u dus daardoor openen voor de toestraling van mijn liefde.
Zolang u dit niet doet, zolang u zich nog van Mij afwendt, kan mijn liefde
niet in u werkzaam worden. U zult dus niets van mijn liefde merken. En
toch gaat ze naar u uit en volgt ze u ook in tijden van weerstand. Ze
geeft u niet op, omdat de liefde onophoudelijk de aaneensluiting zoekt
met het voorwerp van haar liefde. Maar daar deze alleen vrijwillig van
u uit kan geschieden, omdat mijn liefde daar te allen tijde toe bereid
is, volgt ze u onafgebroken en tracht ze u te bewegen eveneens liefde
te zoeken, die dan waarlijk in de meest rijke mate in u zal stromen.
Lukt het me maar, uw denken en willen op Mij te richten, dan kan Ik u
ook opmerkzaam maken op de God die uw Vader wil zijn. Ik kan u alle werken
onder ogen brengen. Ik kan u door de scheppingswerken opmerkzaam maken
op een Wezen, dat u liefheeft en u vreugde wil bereiden. En Ik kan in
u dan langzaam de liefde voor dit Wezen ontsteken. Ik kan Mij zelf als
de Vader aan u bekendmaken, die in liefde graag alles voor u wil doen
om u gelukkig te maken.
En Ik heb u gewonnen, zodra u zich zelf door mijn liefde voelt aangeraakt,
zodra u nadenkt over de God en Schepper, die uw Vader is van eeuwigheid.
Houden zulke gedachten u maar eenmaal bezig, dan heb Ik wortel geschoten
in uw hart. En u zult Mij dan ook eeuwig daar niet meer uit kunnen wegdringen,
zelfs niet wanneer u voor enige tijd uw gedachten weer naar de wereld
keert. Maar de God die u eenmaal als Vader hebt herkend, Hem geeft u dan
zelf niet meer op. Want Ik heb u lief en mijn liefde houdt u gevangen,
wanneer ze maar eenmaal in uw hart kan ontbranden.
Het was een lange weg die u moest gaan om in het stadium van het zelfbewustzijn
ook Mij te kunnen leren herkennen. Maar hebt u Mij eenmaal herkend als
het Wezen uit wie u eens bent voortgekomen, dan bent u ook spoedig aan
het einde van uw ontwikkeling gekomen. Want dan kan mijn liefde u vastpakken.
En u zult dit voelen, omdat u niet meer loskomt van de gedachte aan Mij,
omdat u zich steeds weer naar Mij zult keren, naar wiens liefde u nu verlangt
en die u ook zeker wordt verleend.
En kunt u nu zelf ook Mij liefhebben, dan is de band al tot stand gebracht,
die het doel is van ieder mens op aarde. Dan is mijn liefde in u ontbrand.
En wat ze vastpakt, geeft ze voor eeuwig niet meer op.
Omdat Ik zelf de liefde ben, moet Mij eens ook het werk van het terugbrengen
lukken. Want ook uw oersubstantie is liefde, die ook eens van zichzelf
bewust wordt, die ontbranden zal zodra er een vonk is ontstoken. En deze
liefdesvonk is ieder mens in zijn hart gelegd. En komt hij met mijn liefdevuur
in aanraking, dan moet hij ontvlammen en trachten zich met het vuur van
de eeuwige Liefde te verenigen, omdat de liefde de aaneensluiting zoekt
en niet eerder rust tot ze deze is aangegaan.
Eens zult u allen de mijnen worden op deze weg van de liefde. En om de
tijd van de scheiding tussen ons te verkorten, die uw vrije wil moet opheffen,
volgt mijn liefde u, tot u zich omkeert en u voor Mij ontsluit, tot u
zelf uw hart voor Mij opent, waarin mijn liefde nu binnenstraalt met het
helderste licht, tot het vuur van mijn liefde u helemaal doet stralen
van geluk en u één bent geworden met de eeuwige Liefde,
met Mij zelf, uw Vader van eeuwigheid.
Amen |