BD.7250
8 januari 1959
Bewijzen voor het bestaan van Jezus op aarde
Ieder mens is de mogelijkheid gegeven achter het geheim te komen van de menswording van God. En ieder mens zal dan ook het bewijs hebben van het bestaan van Jezus, die als "Zoon van God en Verlosser van de wereld" hem nu duidelijk wordt, zodat geen ander bewijs meer nodig is. Wie echter de menswording van God begrepen heeft, die weet ook dat en waarom er geloof geëist wordt en waarom bewijzen niet bevorderlijk maar eerder nadelig zijn voor het uitrijpingsproces van de ziel, het doel waarvoor de mens op de aarde is. Dat God zich zelf in Jezus Christus, in de mens Jezus, belichaamd heeft, is en blijft ongelooflijk voor mensen die geen enkele binding hebben met het geestelijke en voor wie geestelijk streven vreemd is.
Onder geestelijk streven is dus het ontwikkelingsproces van de ziel te verstaan waarbij de zich de zorg voor het aardse leven niet het doel op zich is, maar het middel tot het doel. Wie zich dus niet voor het geestelijke inspant die is ook niet "ontwaakt", dat wil zeggen: zijn denken is veeleer aan de dwaling onderworpen dan aan de waarheid. Hij zal eerder dwaling aannemen en als waarheid laten gelden. De zuivere waarheid daarentegen zal hem onaannemelijk lijken omdat zijn geest nog verduisterd is, waarmee niet het verstand bedoeld wordt maar de geestvonk in de mens die een deeltje is van God. Zo'n mens zal ook geen geestelijke oorzaak accepteren en daarom zal voor hem de menswording van God als gevolg van zo'n "geestelijke oorzaak" ook onbegrijpelijk zijn. Maar zij heeft plaatsgevonden. God zelf heeft zich in een mens uitgestort, en deze mens was Jezus, de zoon van Maria, die uit de geest van God was voortgekomen. Niets mocht de mensen tot geloven dwingen en daarom was de geboorte van Jezus aan menselijke wetten onderworpen, niet echter de "verwekking".
De mensen mogen zich niet aanmatigen dit te betwijfelen als zij bedenken dat al het geschapene, alsook het gehele scheppingswerk, door de kracht van God is voortgebracht. Het is dus voor deze Kracht ook mogelijk een menselijk wezen door Zijn wil te laten ontstaan. Ook heeft deze geboorte zonder verwekking zijn geestelijke redenen en die zijn voor een ontwaakte geest gemakkelijk te begrijpen. Daarom moet de mens weten dat het gehele scheppingswerk geestelijke oorzaken had waaraan de vrije wil van de oergeschapen geestelijke wezens ten grondslag lag. Dat deze vrije wil ook in het bestaan als mens, de eertijds geschapen oergeest, een rol speelt die belangrijk is en ook de verklaring dat er voor Zijn bestaan maar weinig of geen bewijzen te vinden zijn. Want geen dwang mag de mensen aanleiding geven om een negatief of positief standpunt in te nemen tegenover de goddelijke Verlosser Jezus Christus. Volledige wilsvrijheid moet de instelling tegenover Hem bepalen, omdat alleen daarvan de omvorming van de mens terug naar het oergeschapen wezen afhankelijk is, het doel waarvoor de mens op aarde leeft. Wat zich bewijzen laat dwingt tot een beslissing.
Geen mens mag echter tot deze beslissing gedwongen worden om de vroegere volmaaktheid van het oerwezen weer te bereiken, wat de betekenis en het doel van het gehele scheppingswerk is. Daarom moet de mens op de hoogte zijn van de oeraanvang en het doel van alles wat bestaat, over zin en doel van de schepping en alle geschapen wezens daarin. Maar deze kennis kan hij nooit en te nimmer uit boeken verkrijgen. Zij moet hem door de geest van God, die de eeuwige Waarheid is, worden overgebracht. Maar hier zijn voorwaarden aan verbonden die ieder mens wel kan nakomen, maar slechts weinig mensen willen vervullen.
De geest Gods kan zich echter alleen openbaren waar deze voorwaarden aanwezig zijn, zoals een levend geloof in God dat door de liefde levend kan worden, en een bewust vragen naar de waarheid uit God, in vol geloof van Hem de waarheid te ontvangen.
En zij zal de mens ook gegeven worden. Want nu treedt de geest Gods in verbinding met de geestvonk in de mens die een deeltje van Hem is, en de mens wordt dan door de geest onderricht.
Wie dit niet geloven kan of wil zal nooit tot wijsheid, of tot het licht van het inzicht komen.
Maar wie gelooft, aan hem zullen de heerlijkste dingen onthuld worden en hij zal helder en duidelijk inzien wat voor andere mensen onbegrijpelijk is. Hij zal het gehele verband kunnen begrijpen en voor hem zal de menswording van God in Jezus een zo wonderbaarlijk opgelost probleem zijn, dat hij geen enkel bewijs meer nodig heeft. En hij zal toch alles duidelijker doorzien dan waartoe het scherpste verstand ooit in staat is. En voor een ontwaakte geest maakt het dan ook niets uit welke tijdsduur er ligt tussen de tijd van Jezus’ leven op aarde, en de tegenwoordige tijd. Want dit leven van Jezus was niet een daad voor een bepaalde kring van mensen, maar gold alle mensen van het verleden, het heden en de toekomst.
Want alle mensen zullen van Jezus' leven op aarde vernemen, maar geen bewijs van Zijn bestaan nodig hebben zodra hun geest ontwaakt is. Maar zonder verlichting van geest zouden ook de strengste bewijzen nutteloos zijn voor het verkrijgen van zielenrijpheid, want een geloof verkregen door bewijzen is geen geloof dat de vrije wil respecteert, en alleen dat telt. Het verstand van de mens heeft niets of maar weinig van doen met het ontwaken van de geest in de mens.
Want dit ontwaken is een gevolg van een leven in onzelfzuchtige naastenliefde. Daarom is het navorsen van de diepste verborgenheden niet het privilege van een actief werkzaam verstand, maar alleen het voorrecht van hen die de geboden van God onderhouden, die de mens Jezus op aarde geleerd heeft, namelijk: "Heb God lief boven alles en uw naasten als uzelf". Het resultaat van het nakomen van deze geboden is het zekerste en duidelijkste bewijs van het bestaan van Jezus, want dan leidt de geest uit God de mens in alle waarheid en geeft hem opheldering over de hele geestelijke samenhang, die het verstand nooit zal kunnen geven.
Amen |