BD.7144
13 juni 1958
Hulp van goede geestelijke krachten
Wie zich toevertrouwt aan de geestelijke krachten die in mijn opdracht werken, zal ook steeds goed verzorgd worden, want de wil
van de mens die naar Mij is gekeerd en die hun daarom ook het recht geeft,
hun verzorgende functie te verwezenlijken, stelt dan voor hen hun werkzaamheid
vast. Ieder mens die van goede wil is, moet zich alleen steeds aan de
goede krachten in het heelal overgeven, steeds met het doel, dat alles
geschiedt naar mijn wil en nu dus ook vol vertrouwen hulp uit de lichtwereld
kan verwachten als hij die nodig heeft.
Geen gelovig mens is zonder bescherming aan zichzelf overgelaten en mag
het hem ook voorkomen, dat hij helemaal vereenzaamd over de aarde gaat,
hij is steeds omringd door wezens die hem goed willen doen, omdat zijn
meest innerlijke gedachten op Mij zijn gericht. En in dit bewustzijn zou
hij waarlijk zorgeloos door het leven op aarde kunnen gaan, want mensen
zullen hem nooit zo trouw zijn toegedaan tot helpen als deze geestelijke
wezens die in mijn opdracht bij u werkzaam zijn, die u leiden in mijn wil, die steeds alleen mijn licht- en liefdeboden zijn, die Ik ter wille
van hun eigen gelukzaligheidbij hun beschermelingen laat zijn.
En waar u gaat of staat, bent u onder hun hoede, ze werken in op uw gedachten,
ze waarschuwen en manen u, ze zetten u aan om deze of gene werkzaamheid
te verrichten - en doen toch steeds alleen dat wat ze als mijn wil zien,
zodat u dus van goddelijke bescherming zult kunnen spreken, dat u zich
door Mij zelf begeleid zal mogen voelen, omdat Ik toch van alles op de
hoogte ben wat dienstig is voor u.
Daarom zult u ook elke bange zorg van u moeten laten afvallen, u zult
niet bang hoeven te zijn voor onheil of mislukkingen, u zult te allen
tijde moeten weten dat zoiets niet nodig is, wanneer u in het vaste geloof
aan mijn vaderlijke zorg u ook aan die krachten toevertrouwt die Ik zelf
u heb toegewezen om voor u te zorgen.
En u zou uw harten met liefde moeten vullen - want dan dwingt u
Mij zelf om aanwezig te zijn en dan kan u waarlijk niets meer overkomen,
omdat dan uw band met Mij zo duidelijk is, dat de kring van de lichtwezens
zich om u sluit, wat zoveel betekent als dat geen duistere macht u meer
in het nauw kan brengen. Maar in de liefde bent u allen nog zwak en daarom
des te sterker in de vrees.
En deze vrees wil Ik van te voren van u afnemen en u daarom verzekeren
dat u voortdurende bescherming hebt te verwachten zodra uw wil maar naar
Mij is gekeerd, dat wil zeggen: dat u Mij zelf erkent als uw God en Vader en dat
u nu bewust op Mij aanstuurt, dus het verlangen hebt door Mij te worden
aangenomen.
Want pas dit verlangen geeft al het goede geestelijke het recht u hun
bescherming te verlenen. En hebt u maar eenmaal uw vrees overwonnen dan
zal de liefde zich ook steeds meer ontplooien en de band met Mij is nu
ook tot stand gebracht, waar u erg naar verlangt.
En u moet weten dat mijn liefde voortdurend u geldt en dat Ik niet wil
dat u lijdt.
U moet weten dat al het geestelijke vol is van licht en van liefde vervuld
en dat daarom ook machtig is. Maar u moet geen geestelijke wezens aanroepen
geïsoleerd van Mij. Want dit roepen zal niet worden gehoord maar
door andere wezens vervuld, zodra deze toewijding door middel van de wil naar Mij
toe er niet is aan voorafgegaan.
Daarom moet uw geloof in Mij een levend geloof zijn, niet slechts een
vorm, en het levend geloof heeft ook de vaste wil in zich, dichter bij
Mij te komen, die wil, die dan eerst het leger van geestelijke wezens
ertoe brengt u te helpen en in mijn opdracht behulpzaam te zijn.
Amen |