BD.7126
21 mei 1958
De kennis van de zalige alsook de onzalige staat
U kunt de zaligheden in het lichtrijk niet beseffen, evenals
u zich ook geen voorstelling kunt maken van de kwellingen die de zielen
in het duistere rijk moeten verduren. Toch wordt u door mijn woord steeds
weer van beide op de hoogte gebracht, u bent dus niet geheel zonder kennis.
Het geloven echter staat u vrij, maar het is echter wel beslissend voor
uw eigen lot als uw ziel dit lichaam verlaat en heengaat naar het rijk
hierna.
Want zodra u gelooft wat u door mijn woord steeds weer verkondigd wordt,
zult u ook uw levenswandel daarnaar inrichten, want geen gelovig mens
leeft zomaar van de ene dag in de andere. Een ieder zal zijn best doen
naar mijn wil te leven, ofschoon zijn zwakheid van wil hem nog vaak ten
val kan brengen.
Maar wederom mag niet alleen de vrees voor de duisternis of de te verwachten
zaligheid in het lichtrijk hem tot zijn levenswandel aansporen, want dat
alleen zou de toestand van zijn ziel niet zeer gunstig beïnvloeden.
Maar de gelovige mens denkt na en het spoort hem van binnen uit aan tot
een God welgevallig leven. Terwijl de mens die een zogenaamd vormgeloof
zijn eigen noemt, berekend is. Die wel de kennis heeft door mijn woord,
die echter als het ware alles alleen maar door dwang van buitenaf, door geboden
of voorschriften, nakomt en die om het beloofde loon of vanwege de gevreesde
straffen al die geboden onderhoudt.
Een waar geloof brengt echter ook de verbinding tot stand met Hem aan
wie de mens gelooft. En dan voelt hij ook innerlijk de verantwoording
tegenover Mij en hij doet zijn best om naar mijn wil te leven op aarde,
omdat hij Mij niet wil bedroeven omdat hij ook voelt dat Ik hem liefheb
en hij deze liefde waardig zou willen zijn. Maar de kennis van zowel de
zalige als de onzalige staat die een ziel te verwachten heeft na de lichamelijke
dood, moet het verantwoordelijkheidsgevoel in de mens vergroten. Hij moet
weten dat hij niet zonder doel op aarde leeft. Hij zal niet kunnen zeggen
dat hem geen aanwijzingen gegeven zijn over de gevolgen van een goede
of een verkeerde levenswandel. En er moet hem tegelijkertijd ook het doel
ervan worden duidelijk gemaakt, dat juist uit die toestand bestaat
die de ziel bereiken kan. En daarom moet hij ook weten hoe deze staat
bereikt kan worden.
Maar bewijzen daarover kunnen u niet gegeven worden, doch iemand die het
ernstig meent zullen ook altijd weer bewijzen uit het hiernamaals bereiken,
die hem dan niet meer tot geloven dwingen, omdat alleen een gelovig mens
ze zal kunnen vernemen. Omdat voor diegenen van wie het geloof zwak is
die bewijzen als teken van genade zullen dienen. Hun zwak geloof heeft
wat versterking nodig, als zijn zij vanuit zichzelf gewillig volgens mijn
wil op aarde te leven.
Maar wie oplettend is zal ook dingen zien en beleven die hij ook als een
bewijs kan laten gelden. Maar tot geloven dwingen mogen de openbaringen
uit het hiernamaals nooit. Daarom zullen er altijd slechts enkelen weten
te vertellen over wederwaardigheden die tot in het hiernamaals reiken.
En alleen eveneens geestelijk strevende mensen zullen deze enkele weer
geloof schenken, terwijl de ongelovigen hen bespotten en hen als leugenaars
en fantasten wegzetten, en er daarom ook geen voordeel uit trekken voor
zichzelf.
Maar ook het hiernamaals openbaart zich, zowel het lichtrijk alsook het
rijk der duisternis, maar nooit zo dat de mensheid gedwongen wordt te
geloven. Om deze reden kunnen verschijningen van allerlei aard altijd
bestreden worden, en ieder kan daaruit opmaken wat hij wil.
En weer zal de levenswandel van ieder afzonderlijk, als hij in liefde
gegaan wordt, ook beslissend zijn voor het ware inzicht. Een liefhebbend
mens zal gesterkt worden om steeds ijveriger voort te gaan, en hierbij
zal de lichtwereld hem ook zeker helpen. Voor hem zal er ook geen twijfel
meer bestaan over een voortleven na de dood, dat in overeenstemming is
met zijn op aarde afgelegde levensweg. En hij zal proberen het hoogste
doel te bereiken, want hij zal vast verbonden blijven met Mij.
Amen |