BD.7110
3 mei 1958
Rijkdom of armoede zijn noch gunstig noch 'n belemmering om
zalig te worden
En of ook de mooiste aardse verwachtingen voor u in vervulling
gaan, of u opklimt tot eer en aanzien, tot de grootste wetenschappelijke
roem, of aards geluk u ook beschoren is - aan dit alles komt een eind
op het moment van uw dood, en u neemt er niets van mee naar de overkant,
in het rijk hierna. U zult er integendeel dubbel armzalig aan toe zijn
wanneer u geen geestelijke schatten kunt laten zien, die voor u duizendmaal
de plaats innemen van aardse rijkdom.
Het zal maar zelden voorkomen dat een mens die op aarde alles bezat, ook
naar het geestelijke heeft gestreefd - die wel aardse goederen de zijne
noemde, maar deze ook heeft gebruikt volgens de wil van God, die zich
er niet door liet beheersen. Meestentijds zijn de harten van hen die aards
rijk bedacht zijn, verhard. En zoals het met de toestand van het hart
is, is ook de toestand van de ziel na de dood van het lichaam.
De aarde en het geestelijke rijk zijn totaal verschillend daaraan zouden
de mensen steeds moeten denken. En zo moesten ze ook nooit diegenen benijden
aan wie het aardse bestaan volkomen bevrediging schenkt. Want zo'n aards
bestaan is geen garantie voor dezelfde toestand in het rijk hierna. Daarentegen
kan aardse armoede en onaanzienlijkheid er veel toe bijdragen de ziel
te louteren, en in licht en luister kan zo'n ziel door de poort de eeuwigheid
binnengaan. Maar hoe de aardse omstandigheden ook mogen zijn waarin de
mens volgens het lot werd geplaatst, hij heeft steeds de mogelijkheid
geestelijk rijper te worden, want in elke situatie van het leven zijn
hem de middelen ter hand gesteld die zijn ziel helpen zich te louteren.
Maar ook zijn armoede en leed geen garantie voor een leven in gelukzaligheid,
noch is een aards leven dat bevrediging schenkt een belemmering voor zo'n
eeuwig leven.
Het hangt alleen van de wil van de mens af of deze geestelijk gericht
is en zich zodoende elke levenssituatie ten nutte maakt voor zijn ziel.
Het ligt er alleen maar aan, of de mens de verbinding met God tot stand
brengt, waartoe hij in elke levenssituatie wordt aangespoord. Alleen bestaat
het gevaar dat de gedachte aan God wordt teruggedrongen wanneer de mens
zich tevreden gestemd voelt over zijn aardse leven of als hij steeds grotere
aardse successen probeert te behalen, zoals echter omgekeerd ook diegenen
aan wie het aardse leven elke vervulling ontzegt, een vijandige instelling
kunnen innemen tegenover het noodlot en zo ook zonder geloof verder leven,
er dus evenzo geen geestelijke successen te boeken zijn bij het einde
van hun leven.
Toch is het heel wat makkelijker de weg van de positieve ontwikkeling
te gaan voor die mensen die minder bevoorrecht schijnen tijdens hun aardse
bestaan, want van dezen wordt als het ware het - door het lot bepaald - afstand
doen van materiële goederen geëist. Ze hoeven zich er alleen
maar in te schikken, of hun innerlijke wensen tot zwijgen te brengen en
zijn dan aanzienlijk in het voordeel tegenover diegenen die, door het
lot bepaald, in geluk en overvloed leven.
Daarom hoeft een arme niet steeds beklaagd - en nog veel minder moet de
rijke benijd worden, want alleen dat is van waarde wat de ziel van de
mens voor zichzelf verwerft. Is echter het uur van de dood gekomen, dan
blijft al het aardse achter en dan is het heel wat makkelijker van de
wereld afscheid te nemen wanneer er niets voorhanden is wat de mens nog
aan de aarde bindt, wanneer hij zich geheel vrij kan maken van de materie
- wanneer aardse zaken het denken van de mens niet drukken en die hem
zijn heengaan moeilijker maken en hem alleen maar hinderen zich uitsluitend
met God te verbinden - met mijn rijk.
Wat het aardse bestaan u ook bieden mag, het valt weg op het ogenblik
van uw dood. Wat u echter gedurende het aardse bestaan in ontvangst hebt
genomen uit het geestelijke rijk, blijft bestaan. En u kunt alleen maar
geestelijke goederen bekomen, wanneer uw hart zich los maakt van materiële
schatten, wanneer u te allen tijde bereid bent ze weg te geven - uit liefde
tot God en tot uw naaste.
Dan zult u steeds meer ontvangen dan u hebt weggegeven, dan zult u uw
geestelijke rijkdom vergroten, want dan zult u ook aardse rijkdommen goed
gebruiken, dat wil zeggen: volgens Gods wil voor werken van barmhartige naastenliefde.
Dan echter hoeft u ook het uur van de dood niet te vrezen, want u zult
niet sterven, maar het eeuwige leven binnengaan.
Amen |