Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7107
30 april 1958

Het verwerven van geestelijke kracht door werkzaam te zijn in liefde

Nog draagt u het aardse kleed en dat betekent dat u levenskracht bezit die u tot heil van uw ziel zult kunnen gebruiken, die u de mogelijkheid biedt werken van liefde te verrichten. Maar hebt u eens dit aardse kleed afgelegd, dan betekent dit ook krachteloosheid wanneer u niet al op aarde geestelijke kracht hebt verworven die in het geestelijke rijk alleen van waarde is. U kunt dan dus niet meer actief zijn volgens uw wil, omdat u daarvoor de kracht ontbreekt. En u bevindt zich daarom in een toestand van dood, ofschoon uw ziel niet kan vergaan.

De kracht die u voor het aardse leven is geschonken is een genade, die u mensen allemaal niet genoeg benut, of die u verkeerd gebruikt. Dat wil zeggen: u gebruikt ze alleen voor het welzijn van uw lichaam, dat echter vergankelijk is. Elke dag is voor u een geschenk van genade, waarvan u zich bewust zult moeten zijn. Want al de volgende dag kan een einde aan uw leven maken en dan zal blijken hoe u de genadegave hebt benut, hoeveel uw ziel heeft gewonnen en of u in het bezit bent van geestelijke kracht, wanneer u het rijk hierna binnengaat.

Het aardse leven weet de mens wel te waarderen en hij doet alles om het zich aangenaam te maken. En het zou gemakkelijk voor hem zijn geestelijke kracht te verwerven, als hij maar daden van onbaatzuchtige liefde zou verrichten. Hij zelf kan kiezen tussen leven en dood. Hij kan zich het eeuwige leven zelf verschaffen en hij weet ook dat hij de dood van het lichaam vreest en dus geeft hij zelf de voorkeur aan het "leven". En leven wil zeggen: onophoudelijk werkzaam te kunnen zijn in licht en kracht. En zo moet de toestand van de dood hier tegengesteld aan zijn: in duisternis en krachteloosheid het niet in staat zijn om te scheppen en te werken. Maar er bestaat geen vergaan en dus zal de ziel zich van haar dode toestand bewust zijn en die zal haar ontzaglijke kwelling bereiden.

Maar de mens kan gedurende het aardse leven die toestand van erge kwelling van zichzelf of zijn ziel afwenden, wanneer hij alleen maar luistert naar wat hem door het woord Gods wordt geleerd, wanneer hij Gods geboden van de liefde vervult. Hij is niet zonder kennis van de wil van God. Hij wordt er door Zijn dienaren op gewezen en hij wordt ook door innerlijke gevoelens ertoe aangezet om werkzaam te zijn in onbaatzuchtige liefde. Maar hij wordt er niet toe gedwongen. En dus staat het hem vrij hoe hij zijn levenskracht gebruikt, maar onherroepelijk heeft zijn wil ook gevolgen voor het rijk hierna, of hij nu goed of verkeerd was gericht in het aardse leven.

Maar zolang u mensen nog op aarde vertoeft, zal u ook gelegenheid worden geboden werkzaam te zijn in onbaatzuchtige liefde. En u zult nu ook begrijpen waarom er nood is onder de mensen, lichamelijke en geestelijke nood, want steeds kunt u helpend ingrijpen en elk werk van liefde zal dubbel gezegend zijn. Uw medemensen zullen u dankbaar zijn en u zelf verkrijgt er werkelijk nog groter voordeel van. Want uw ziel trekt profijt uit elk werk van liefde.

Maar wie aan de nood van de medemens voorbijgaat, wie geen hulp verleent, ofschoon hij helpen kan, zal dubbel belast blijven. Want elke fout uit nalatigheid zal hij eens bitter berouwen, al kunnen er ook tijden overheen gaan voordat hij tot dit inzicht komt, dat hij zijn aardse leven tevergeefs heeft geleefd en nooit meer in staat is goed te maken wat hij op deze aarde verzuimde.

Met dankbaarheid moet u elke dag als een geschenk beschouwen, want zolang u leeft, zolang kunt u ook liefde beoefenen en voor uw ziel geestelijke goederen verwerven. Zolang u leeft kunt u uw levenswandel nog veranderen en steeds moet u er aan denken, dat u eens verantwoording zult moeten afleggen of en hoe u de gave van genade benutte, hoe u uw levenskracht hebt gebruikt, of u de liefde in u hebt ontstoken en steeds alleen onbaatzuchtige werken van liefde verrichtte, of dat alleen de eigenliefde uw aardse bestaan heeft bepaald. Want dan zult u het leven niet binnengaan, integendeel, uw ziel zal nog eindeloze tijden in de toestand van dood moeten blijven, echter door eigen schuld.

Amen