Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7098
20 april 1958

Alles heeft zin en nut - Schadelijke dieren - Onkruid

Zonder nut en doel is er niets wat in de hele schepping bestaat, maar niet altijd kunt u het werkelijke nut van een scheppingswerk inzien, en u vraagt u vaak af met welk doel dit of dat geschapen is, omdat het volgens uw bevattingsvermogen geen enkel nut schijnt te hebben. Maar die ene verklaring zou voor u al voldoende moeten zijn, dat alles "kracht is uit God" die eens weer werkzaam moet worden, maar dat deze "kracht" erg verschillend is in haar werkzaamheid, omdat ze zich ook op heel uiteenlopende afstand van God bevindt. En afstand (verwijdering) is te vereenzelvigen met weerspannigheid.

Er bestaan dus geestelijke substanties, eens door God uitgestraalde kracht, die ondanks de al zeer lange ontwikkelingsgang onder de dwingende wet van "te moeten", de weerstand weinig verkleind hebben, die echter volgens de goddelijke ordening de ontwikkelingsgang voort zetten en zo dus steeds nieuwe uiterlijke vormen betrekken die een langzaam tot werkzaamheid komen toestaan, doch deze werkzaamheid weer beantwoordend aan de weerstand van die geestelijke substanties is. Ze verrichten dus geen duidelijke dienst aan de mensen of andere scheppingswerken, maar zijn toch indirect dienstbaar.

Dit zal u begrijpelijk zijn, wanneer u aan de schadelijke soorten denkt in het dieren en plantenrijk, aan al dat ongedierte of giftige planten, zelfs aan datgene wat u voor nutteloos of schadelijk houdt in de schepping van de natuur. Maar al deze vormen zijn dragers van goddelijke kracht die ook aan de daarin ingesloten geestelijke substanties een geringe mogelijkheid bieden zich te louteren. En tegelijkertijd dienen deze nietige scheppingswerken ook weer voor de instandhouding van andere scheppingen, deels als voeding voor grotere levende wezens, deels als bemesting van de voedingsbodem van de plantenwereld, ofschoon u, mensen zo'n uitwisseling niet zult kunnen waarnemen.

En wederom kunnen ze ook voor de mens zelf en zijn geestelijke ontwikkeling dienstbaar zijn, die ook veel beproevingen vraagt, waarbij de mens zich moet waar maken, hetzij bij proeven van geduld van allerlei soort of ook bij een verstandige houding tegenover alles wat de wil van God heeft doen ontstaan.

Er is niets zonder zin of nut, maar of de mens de zin en het nut van elk werk inziet, is niet doorslaggevend, veeleer moet zijn geloof aan Gods wijsheid, liefde en macht hem ook een zeker respect tegenover al het geschapene inboezemen, daar hij anders twijfelt aan Gods wijsheid, liefde en almacht.

Voor de krachtstroom die eens van God is uitgegaan, voor de uiteengevallen substanties van de oorspronkelijk geschapen geesten is elk materieëel omhulsel een grote genade, want ze werden door de liefde Gods vastgepakt en dus in een uiterlijke vorm geplaatst. En of ook verschillende uiterlijke vormen de weerspannigheid tegenover God verraden, maar dat God deze geestelijke substanties toch heeft vastgepakt om ze langzaam in de wet van "het moeten" omhoog te leiden, dat alleen al moet u, mensen elk scheppingswerk met geestelijke ogen leren bekijken en u moet bedenken dat God waarlijk van veel dingen op de hoogte is die u, mensen nog verborgen zijn en dat u daarom niet voortijdig zult mogen oordelen doordat u kritiek uitoefent op Gods scheppingen, waartoe u waarlijk niet gerechtigd bent.

Want zodra u gelooft dat de schepping het werk van God is, moet u ook elke twijfel tegenover elk scheppingswerk opgeven. En u zult dan ook leren om met liefdevolle ogen datgene te beschouwen, wat u tot nu toe afschuw en afkeer inboezemde, waarmee echter niet gezegd mag zijn, dat u het tegen zijn natuurlijke bestemming in zult moeten ondersteunen. Want zodra het aantoonbaar schade aanricht, zult u er ook tegen op mogen treden en de ontwikkelingsgang ervan beëindigen, want ook dat is Gods wil, dat deze scheppingen geen lange levensduur hebben en dat u als het ware gerechtigd bent hun levensduur te verkorten, opdat de geestelijke substanties zich in steeds nieuwe uiterlijke vormen tot een bepaalde rijpheid opwerken om dan ook tot dienende functies te worden toegelaten, zodra de vroegere weerstand minder wordt, zodra het geestelijke zo ver verzacht is dat het bereidwillig dienstbaar is en dus langzaam opwaarts klimt.

En u, mensen zult moeten weten, dat ook u zelf, dat wil zeggen: uw ziel, zulke substanties bevat die deze bovengenoemde weg moesten afleggen. Want u hebt alles in u wat uw ogen in staat zijn te zien. Maar Gods liefde, wijsheid en almacht weet alles in de juiste ordening te leiden, want Hij streeft maar een doel na, dat Hij ook eens bereiken zal.

Amen