BD.7097
19 april 1958
Strijden of dienen in het aardse leven
Voor geen mens zal de weg over de aarde zonder strijd blijven;
ieder zal gevechten moeten doorstaan en hij moet er alles voor over hebben
om overwinnaar te worden en te blijven. Want alleen door voortdurende
strijd zal zijn ziel rijp worden, die bij het begin van haar belichaming
als mens nog veel onrijp geestelijks bevat, dat haar des te meer zal aanvallen,
hoe gewetensvoller zij de opgave op aarde wil vervullen. Want dat is ook
de strijd, die mijn tegenstander om die zielen voert, dat hij het nog
onrijpe geestelijke tracht te beïnvloeden, om zich naar zijn wil
te uiten. En verlangt nu de ziel ernstig naar Mij, dan moet ze weerstand
bieden aan alle begeerten, die duidelijk de inwerkingen van mijn tegenstander
verraden, wat veel ernst en kracht vereist, maar wat toch mogelijk is
bij voortdurend vragen om mijn hulp door het schenken van kracht.
Maar elke overwinning in zo'n strijd tegen zichzelf - dat wil zeggen
tegen zijn begeerten en slechte eigenschappen - zal zijn kracht
vergroten en ook mijn tegenstander steeds meer de toegang ontzeggen, want
zo'n overwinning is tegelijkertijd een terugdringen van de eigenliefde.
En daar het toesturen van kracht mijnerzijds toeneemt, wordt deze nu aangewend
om in onbaatzuchtige liefde werkzaam te zijn en dat betekent ook dichter
bij Mij komen en zich losmaken van mijn tegenstander. En daarom kan er
ook worden gezegd: de mens moet gedurende zijn leven op aarde strijden
of dienen, zoals een dienstbaar zijn getuigt van een doorstane strijd,
die aan het dienstbaar zijn in liefde is voorafgegaan. Wiens innerlijk
al van onbaatzuchtige liefde vervuld is, zal ook weinig zware gevechten
hebben te doorstaan. Met andere woorden: hij zal gemakkelijker in staat
zijn weerstand te bieden, als hij door mijn tegenstander lastig wordt
gevallen om hem ter wille te zijn. Hij zal op grond van zijn liefde ook
de nog onrijpe substanties van zijn ziel en zijn lichaam sneller rijp
kunnen laten worden, want door zijn onbaatzuchtige liefde, door zijn dienstbaar
zijn aan de naaste, verzekert hij zich ook van mijn aanwezigheid en Ik
ben dus ook de zekerste bescherming tegen de tegenstander.
Innerlijke gevechten zijn steeds nog tekenen van een zekere macht over
u, terwijl een dienstbaar zijn in liefde al bewijst, dat u toebehoort
aan Mij, die u van zijn juk bevrijdt. Maar door liefdeloosheid toont u,
dat u hem nog toebehoort en u zult daarom ook aan harde gevechten zijn
blootgesteld; u zult als het ware geweld moeten gebruiken, om het hemelrijk
voor u te verwerven. Maar is dit uw wil, dan zal u waarlijk ook kracht
worden toegestuurd, om hem te overwinnen, die u wil verhinderen mijn rijk
te bereiken.
Doch wee diegenen, die alles onverschillig is, die noch bereid zijn in
liefde te dienen, noch bij zichzelf bewuste arbeid aan de ziel willen
verrichten; die daarom maar zelden innerlijke strijd zullen hebben uit
te vechten, maar eerder bereid zijn, de wil van mijn tegenstander te vervullen.
Ze zullen weliswaar vaak een minder zwaar aards lot hebben te melden,
tenzij Ik hen aanpak met ijzeren hand, doordat Ik ze door harde slagen
van het lot op andere gedachten probeer te brengen. Maar dat zal dan ook
harde innerlijke gevechten betekenen, waarin ze moeten standhouden. Zonder
strijd kan er geen zege worden bevochten, zonder strijd kunnen onzuivere
substanties van de ziel niet gelouterd worden en zonder strijd blijft
de mens op dezelfde trede van ontwikkeling staan, wanneer de liefde in
hem niet buitengewoon sterk is, zodat de liefde winnares is en blijft;
dat dus de aanvallen en verleidingen van mijn tegenstander direct worden
teruggeslagen met de kracht van de liefde, die kracht uit Mij is. Want
de liefde brengt alles tot stand. De liefde zal ook met gemak de loutering
van het nog onrijpe geestelijke aankunnen, de liefde zal steeds alleen
maar willen dienen. En een liefdevol mens brengt vanzelf de aaneensluiting
met Mij tot stand en hij heeft daarom een heel wat machtiger Heer en Beschermer
aan zijn zijde, dan hij is, die zich graag tot heer wil opwerken.
Maar elke doorstane strijd zal ook de kracht van de liefde versterken.
Daarom zult u steeds alleen maar Mij moeten vragen om het toesturen van
kracht en die zal zijn uitwerking hebben in het in staat zijn alle hartstochten,
fouten of kwalijke eigenschappen de baas te worden en nu, in plaats van
de eigenliefde te bevredigen, onzelfzuchtige werken van liefde te verrichten.
Want dit is uw opgave, uw doel op aarde: uw wezen tot liefde te vormen,
wat mijn tegenstander steeds zal willen verhinderen en wat van uw kant
een voortdurende strijd vraagt. Maar u kunt in deze strijd overwinnaar
zijn en blijven, wanneer u Mij in Jezus Christus zult aanroepen om versterking
van uw wil, om het doen toekomen van kracht en om bevrijding van hem,
die u nog gebonden houdt.
Amen |