BD.7075
28 maart 1958
"Waar twee of drie samen zijn"
Waar ook maar twee of drie in mijn naam samenkomen, zal Ik onder hen vertoeven. Want elke innige gedachte aan Mij trekt Mij tot u. En daarom zult u altijd zeker kunnen zijn van mijn aanwezigheid als u Mij zelf tot onderwerp van uw gesprekken en gedachten laat worden. Maar zodra Ik bij u tegenwoordig ben, zult u ook geestelijk door Mij worden aangestraald. U zult dus ook steeds een zegen gewaar moeten worden die uw ziel weldadig zal voelen. En daarom zou u vaak in mijn naam samen moeten komen om deze zegen deelachtig te kunnen worden. Want u allen hebt voortdurend mijn gave van kracht nodig, die uw ziel moeten helpen geestelijk vooruit te gaan. Wel kan ook ieder afzonderlijk voor zich de innige gemeenschap met Mij zoeken, doordat hij zich in gedachten aan Mij overgeeft en dus ook kracht in overvloed ontvangt. Doch elke geestelijke uitwisseling is gezegend, want daardoor kunnen er ook vele zielen in het hiernamaals aan deelnemen en voor zichzelf weer geestelijke vooruitgang boeken. Bovendien kan Ik zelf Me in zulke gesprekken mengen en de gedachten richten op vragen die zowel de mensen zelf als ook de zielen in het hiernamaals bezig houden, waarop ze antwoord moeten krijgen. U moet samenkomen in mijn naam. Want daarmee toont u Mij ook uw liefde. Want iedere mens tracht zich met het voorwerp van zijn liefde te verbinden.
De mensen hebben nog maar zelden de behoefte van gedachten te wisselen in geestelijke debatten. Veeleer vermijden ze angstvallig hun innerlijke gezindheid aan het licht te laten komen.
Geestelijke gesprekken worden maar zelden gevoerd en nog minder komen de mensen tot dit doel samen. En daarom ontberen ze ook de zegen die voor hen uit zulke gesprekken zou kunnen voortvloeien. Maar ze geloven wederom in openbare bijeenkomsten hun geestelijke plicht te vervullen.
Ze denken niet aan mijn woorden: "Waar twee of drie samen zijn, ben Ik in hun midden." Want deze woorden zouden al diegenen te denken moeten geven die geloven hun geestelijke opdracht te zijn nagekomen door het bijwonen van zulke "godsdienstoefeningen", waarin de mens net zo goed zich ook met andere, wereldse gedachten bezig kan houden en er van een overgave aan of innige band met Mij geen sprake is. Steeds weer moet Ik de mensen erop wijzen dat Ik alleen een levend geloof waardeer, dat Ik geen genoegen neem met een schijnchristendom.
Steeds weer moet Ik benadrukken dat Ik met iedere mens afzonderlijk verbonden wens te zijn, maar dat deze band ook iedereen individueel tot stand moet brengen. Deze kan hij overigens altijd en overal tot stand brengen, wanneer dit zijn ernstige wil is en zijn diepste verlangen.
Dan zal hij ook duidelijk mijn zegen bespeuren. En dan zal het hem ook aansporen, verbinding te zoeken met zijn medemensen om juist daarover te spreken, wat hem enorm bezighoudt. Want mijn aanwezigheid zet hem ertoe aan zijn hart te luchten, wat ook steeds zal gebeuren, omdat geestelijk strevende, door de liefde voor Mij vervulde mensen, ook altijd zullen samenkomen voor een geestelijke uitwisseling. Deze belofte van Mij zou u ook ertoe moeten aanzetten de kracht van mijn naam te beproeven. Want als u gelooft, weet u ook, dat u in het contact met Mij over kracht zult kunnen beschikken die u weer tot het welzijn van de medemensen zult kunnen gebruiken.
Maar nog is het geloof van u allen zwak. Maar steeds weer roep Ik bij u mensen mijn woorden in herinnering. En als u er ernstig over na zult denken, zult u ook deze belofte nog meer betekenis toekennen. U zult weten dat Ik zelf door u kan werken als u maar mijn werkzaam zijn toelaat door de kracht van uw geloof. Want waar Ik ben, zijn er geen grenzen aan mijn macht, vooropgesteld dat u niet zelf de grenzen trekt door een te zwak geloof. Maar Ik wil u zegenen zodat ook uw geloof sterker wordt door deze woorden van Mij: "Waar twee of drie in mijn naam zijn verenigd, daar ben Ik in hun midden." En waar Ik ben, kan mijn geest werkzaam zijn en kunnen mijn liefde, wijsheid en macht zichtbaar worden.
Amen |