BD.7074
27 maart 1958
Ongeloof voor het einde - Activiteit van satan
De mensheid zal in de goddeloosheid te gronde gaan, hoewel zij duidelijk ondersteund wordt door mijn tegenstander, dus werelds aan macht en rijkdom, aan roem en wetenschap toeneemt. Want dit is en blijft werelds gewin dat niet bestendig is, dat de ziel volledig in armoede en gebrek laat en haar weer terugplaatst in het lot dat voor haar een eindeloos lange tijd een toestand van ellende is geweest. De mensen willen een God en Schepper loochenen. Zij zijn overtuigd van hun eigen kracht en intelligentie en schrijven ieder aards succes toe aan hun eigen denken en werken en worden toch slechts geleid door degene die Mij uit de harten en gedachten van de mensen wil verdringen. Zij geloven niet aan een God, zij geloven ook niet aan een werkelijk bestaande satan, maar bevinden zich toch in zijn macht. En wanneer het zover is gekomen dat ieder geloof verdwijnt omdat de mensen alleen nog in deze goddeloze richting beïnvloed worden, dan is ook het tijdstip gekomen waarop de activiteit van de tegenstander beëindigd wordt.
En alle tekenen zijn aanwezig dat mijn tegenstander de wereld beheerst, dat hij de mensen aanspoort hun levenskracht alleen maar aards te gebruiken, dat hij het goddelijk-geestelijke zo ver bij de mensen vandaan houdt dat zij niet de moeite nemen het te bereiken. Zij worden direct of indirect door hem bewerkt, hij treedt openlijk op tegen het geloof of hij bedenkt de mensen zo rijkelijk met aardse goederen dat zij zich zelf losmaken van Mij om niet van hun aardse vreugden beroofd te worden - in de instinctieve erkenning dat hun niet beide tezamen verleend kunnen worden. Zij geven Mij zonder nadenken op, want de wereld trekt en lokt te verleidelijk en deze kunnen zij niet weerstaan. Het blijft ook een nutteloos waagstuk de mensen anders te willen onderwijzen, omdat zulke waarschuwende stemmen worden overstemd door vijandige zijde en tot zwijgen worden gebracht, desnoods met geweld.
Het giftige zaad wordt reeds uitgestrooid op het nog onbebouwde land, dat wil zeggen de kinderen wordt reeds een geheel verkeerde voorstelling bijgebracht van het doel van hun bestaan. En ieder teer plantje dat zich toch nog naar het licht keert wordt verstikt, het wordt met vergiftigd zaad ongeschikt gemaakt om te leven. Als kind wordt de mens al een verkeerd denken bijgebracht en mijn tegenstander verstaat goed de kunst door vaardig spreken geloofwaardig over te komen. En waar zijn sluwheid ontoereikend is daar helpt geweld, want hij beheerst iedere machthebber die veld wint waar geen vast fundament van het geloof gebouwd werd dat bij elke stormloop standhoudt.
Maar ook Ik spreek een luide, niet mis te verstane taal. Allereerst door tragische gebeurtenissen van allerlei aard, die ieder mens de vergankelijkheid van het aardse geluk en van aardse bezittingen moesten tonen. En Ik zal nog duidelijker spreken, maar toch alleen succes hebben bij diegenen die nog niet geheel ten offer zijn gevallen aan mijn tegenstander. Talloze mensen beëindigen in deze goddeloze toestand hun aardse leven en worden omringd door een duisternis die ondoordringbaar en voor u mensen onvoorstelbaar is. Maar zij is door henzelf geschapen, zij is het onvermijdelijke gevolg van hun ongeloof in een God en Schepper. Zij is het lot dat alle mensenzielen te wachten staat die zich aan mijn tegenstander overgegeven hebben en de verwijdering van Mij niet trachten te herstellen.
Het is hun eigen schuld, want ieder mens is in staat door nadenken tot waarheid te komen als hij ernstig wil. Geen mens is gedwongen zich de meningen van mensen of machthebbers eigen te maken, daar van ieder mens de gedachten vrij zijn en hij ook zijn verstand gebruiken kan. En doet hij dat in verlangen naar waarheid en rechtvaardigheid, dan wordt hem ook van Mij uit een juist denken gewaarborgd en hij zal in zichzelf de waarheid vinden.
En daarom zal Ik steeds op het denken der mensen inwerken door onverhoopte slagen van het lot waartegen geen mens zich weren kan, want nog geef Ik de strijd om iedere ziel niet op. En zolang de mens op aarde leeft zal Ik hem ook gelegenheid geven nog tot het juiste inzicht te komen, maar Ik wend geen dwang aan. Ook mijn tegenstander kan niet door dwang een afkeren van Mij bereiken, zelfs niet als aardse machthebbers dwangmaatregelen nemen. Want Ik let alleen op de wil van de mens en de innerlijke verhouding tot Mij. En elke gedachte die op Mij gericht is ondervindt ook versterking en zal de ziel helpen bij het loskomen van mijn tegenstander.
Maar een cijfermatig groot succes zal niet meer te behalen zijn. Voor Mij echter is iedere ziel die niet meer in de diepste diepten terugzinkt een gewin. En mijn liefde zal daarom ook alles doen, om nog voor het einde diegenen te redden die nog niet geheel in de handen van mijn tegenstander zijn, om hun het geloof terug te geven in een God en Schepper van eeuwigheid, die Zijn schepselen het leven in vrijheid, kracht en licht terug wil geven dat zij bezaten vanaf het allereerste begin.
Amen |