Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.7045b
18 - 20 februari 1958

Begoochelingen door de tegenstander - Verschijningen

Het is een heel bijzondere truc van mijn tegenstander, de mensen ertoe te brengen Mij zelf te verdringen uit de gedachten van de mensen. En wel op die manier, dat hij hen "andere goden" voorhoudt, dat hij in hen het denkbeeld wekt, dat die goden voor de mensen als een brug naar Mij moeten dienen, dat het dus aan de gunst van die goden te danken is, wanneer Ik me goedgunstig tot de mensen overbuig en dat de mensen nu alles zouden moeten doen om zich eerst van de gunst van deze goden te verzekeren. Want het zijn alle "vreemde goden", die u naast Mij plaatst, die u om "voorspraak" bij Mij verzoekt. U moet rechtstreeks de weg tot Mij nemen, want dat is de zin en het doel van uw leven op aarde.

Wanneer u weet waaruit uw zonde van weleer bestond, dan zult u ook weten, dat deze zonde alleen door het tegenovergestelde weer goed gemaakt kan worden. En uw zonde van weleer bestond uit de bewuste scheiding van Mij, dus zult u de bewuste band met Mij tot stand moeten brengen en daardoor uw vroegere zonde inzien en ook voor Mij bekennen. Nooit kunnen er wezens - al zijn ze nog zo vol van licht - deze vroegere zonde voor u aflossen. En nooit kan Ik de verzoeken van hen als vervangend aannemen, want de verandering van wil moet uw eigen werk zijn. U zult uit eigen wil naar Mij zelf moeten komen, omdat alleen dan de band hersteld kan worden, die u zelf in vrije wil verbroken hebt. Nu is het een sluw wapen van mijn tegenstander, om deze terugkeer naar Mij - de bewuste band met Mij - zover mogelijk vooruit te schuiven of zelfs totaal te verhinderen, doordat hij u doet geloven, dat u op omwegen uw doel zult kunnen bereiken. Met dit wapen benadert hij diegenen, die nog in zoverre van goede wil zijn, dat ze niet elke geloofsleer afwijzen, die hij dus goed in staat is te misleiden. Want hij wil de gedachten van de mensen op dwaalwegen leiden. Hij wil tijd winnen, hij wil de weg naar Mij versperren. En daarom heeft hij de dwaalleer van "voorspraak uit het hiernamaals" in omloop gebracht en er ontelbare aanhangers voor gevonden.

Wel kunnen de mensen door voorspraak de zwakke zielen in het hiernamaals helpen, omdat deze voorspraak een bewijs is van de liefde voor die zielen, wat voor Mij al voldoende is om deze zielen kracht te doen toekomen, omdat Ik de liefde van een mens heel hoog waardeer. Maar dit is totaal anders gesteld met de "voorspraak" van de kant van de lichtwezens. Al deze wezens zijn vol van liefde en het ligt waarlijk ook in hun macht alle mensen hulp te verlenen. Maar evenzo zijn ze door hun volheid van liefde ook geheel wijs. Zij allen zijn op de hoogte van de oerzonde. Ze kennen mijn plan van eeuwigheid. Ze kennen de zin en het doel van het leven op aarde. Ze weten waardoor het gevallen wezen weer naar Mij terug kan keren, waardoor het zijn oertoestand weer kan binnengaan. En dit weten zal hen nimmer aanleiding geven om eigenmachtig de mensen uit hun zondige toestand te bevrijden.

Hun liefde tot al het niet verloste is wederom groter dan dat ze een wezen hun hulp zouden onthouden. Maar hun liefde voor Mij is nog veel sterker. En zo zullen ze zich nooit in de gedachten van de mensen op de voorgrond dringen, maar ze zullen steeds alleen daarop aansturen, de gedachten van de mensen op Mij te richten vanuit het inzicht, dat de mens eerst de band met Mij tot stand moet brengen, wanneer hij moet worden geholpen de gelukzaligheid te bereiken. Dus zal het nooit de wil van de lichtwezens zijn, dat u de weg naar hen zult nemen en kostbare tijd voorbij laat gaan, die voor uw terugkeer naar Mij is bestemd. En nog veel minder zullen deze lichtwezens die dwaalleren steunen, doordat ze zichzelf aan de mensen openbaren. Maar deze list gebruikt mijn tegenstander. Om de duisternis dieper te maken laat hij verblindende lichten opflitsen. En hij rekent op de verduisterde geestestoestand van de mensen, die niet aan mijn woorden denken: "U zult geen vreemde goden hebben naast Mij, u zult u geen gesneden beeld maken om dat te aanbidden".

Nooit zal het meest reine en heilige wezen, dat de moeder was van mijn aardse lichaam, de mensen aanleiding geven tot haar te roepen. Want haar liefde voor Mij is grenzenloos en ze probeert alle wezens, die zich eertijds van Mij afwendden, weer naar Mij te brengen, omdat ook zij deze wezens liefheeft en hun terugkeer naar Mij graag wil bevorderen. En juist dit uitermate heilige wezen heeft in Lucifer de heftigste tegenstander, die er niet voor terugdeinst ook haar beeld bij zijn plannen te gebruiken, die dit beeld steeds dan zal laten opduiken als satanische begoocheling, wanneer het gevaar bestaat dat zijn spel wordt doorzien; wanneer er aan de dwaalleren wordt getwijfeld en een klein licht wil doorbreken. Dan komt mijn tegenstander weer in actie en dan gebruikt hij middelen, die op slag zijn macht weer versterken, omdat diepste duisternis weer over de mensen wordt gespreid, die in zijn vangnetten verstrikt raken, doordat ze zelf te weinig liefde beoefenen om een licht in zichzelf te ontsteken, dat hen waarlijk opheldering zou brengen en hen de juiste weg zou laten vinden: de weg rechtstreeks naar mij.

Zouden de mensen maar meer in liefde leven, dan konden zulke geestelijke verwarringen en dwalingen niet ontstaan, want ze werden als zodanig herkend. Maar de mensen, die zich door uiterlijke gebeurtenissen laten imponeren, zijn juist vaak het minst innerlijk. Het zielenleven wordt als het ware bepaald door wereldse manifestaties, ook wanneer ze de dekmantel van religieuze handelingen dragen. De geest van de mens wordt in beslag genomen en de ziel wordt in nevelen gehuld. En daarom heeft mijn tegenstander gemakkelijk spel. De mensen laten zich door zijn werkzaam zijn beetnemen en zouden hem toch kunnen doorzien en herkennen, wanneer liefde hun harten vulde, omdat liefde ook licht is en omdat liefde de geest van de mens verlicht. En dat is dus de motivering, waarom massa's mensen achter begoochelingen van mijn tegenstander gaan staan en deze als waarheid en als van Mij uitgaand verdedigen. Slechts een beetje weten zou de mensen het zinloze laten inzien van verschijningen, die met mijn goddelijke liefde en heilsplan nooit te verenigen zijn. Want nooit zal de moeder van mijn aardse lichaam zich ervoor willen lenen, middelpunt van gebeurtenissen te zijn, waardoor de rechtstreekse weg naar Mij voor de massa wordt versperd. Nooit zal ze proberen de aandacht en de gedachten der mensen op zichzelf te richten, omdat dit hetzelfde zou zijn als een achterstelling van Mij zelf, die ze haar hele liefde en overgave schenkt.

De mensen hebben zich een geheel verkeerde opvatting eigen gemaakt, als gevolg van de beïnvloeding door mijn tegenstander. Ze hebben voor zichzelf goden geschapen naast Mij en ze dansen er omheen, maar denken niet aan die ene God, van wie ze zelf eens zijn weggegaan en tot wie ze ook weer moeten terugkeren in vrije wil. Ze richten hun wil verkeerd, omdat mijn tegenstander de kunst verstaat, hen schijnlichten voor ogen te stellen, omdat hij zelf zich hult in het masker en dus goddelijke verering van de mensen verlangt. Hij is het, die al die verschijningen in scène zet. Hij is het, die tracht ook het echte schouwen van een waarachtig vroom mens voor zijn doeleinden te gebruiken, dat hij de massa ertoe brengt te geloven, dat er zich een uitermate heilig, rein wezen heeft geopenbaard, dat zich nooit op deze manier openbaren zal. Maar de mensen wíllen het geloven en daaraan kunnen ze niet worden gehinderd. Alleen zal van Mij uit steeds licht worden gegeven aan u, die zuivere waarheid begeert.

U zult u niet moeten laten overbluffen, want mijn tegenstander zal nog andere dingen laten gebeuren en hij zal steeds ten doel hebben massa's te winnen. Dat al is u een teken, wie er achter ongewoon werkzaam zijn en verschijningen steekt, want Ik zal steeds in het verborgene werkzaam zijn en ook mijn lichtboden zullen zich nooit op de voorgrond dringen. Maar op mijn werkzaam zijn wordt maar weinig acht geslagen. Het werkzaam zijn van mijn tegenstander echter houdt steeds de hele wereld bezig, wat alleen al op hem wijst en waaraan hij ook kan worden herkend.

Amen