BD.7044
16 februari 1958
Het werkzaam zijn van de tegenstander, in het gewaad van een
lichtengel
U, mensen blijft de invloed van de tegenstander van God niet
verborgen, u zult daar allen kennis van kunnen nemen en daarom ook u allen
erop instellen volgens uw wil (en erover nadenken). U zult u kunnen verweren
tegen deze invloed maar u er ook aan onderwerpen, het staat u beide vrij,
het vraagt alleen het werkzaam worden van uw wil om daarover na te denken
en uzelf een oordeel te vormen.
Dat de tegenstander van God in de eindtijd heel bijzonder werkzaam is,
dat hij met alle middelen tracht zich van de zielen van de mensen meester
te maken, kunt u allen vaststellen, want de schanddaden die op elk gebied
van de aarde worden gepleegd, blijven u niet verborgen en ze zijn alle
op de tegenstander van God terug te voeren, die de mensen bewerkt en maar
al te vaak zijn doel bereikt. Aan zijn invloed zijn veel meer mensen onderworpen
dan degenen die hem weerstaan, die in staat zijn hem te doorzien en zich
van hem afwenden. Want hij verstaat ook de kunst zich te vermommen en
zo ook veel mensen te misleiden die niet bij hem willen horen want hij
kleedt zich in het gewaad van een lichtengel en voert zo bedrieglijke
manoeuvres uit waarvan velen het slachtoffer worden.
Toch ligt het zelf aan ieder mens afzonderlijk, dat die zich licht verschaft
niet ten prooi valt aan zijn intriges. Maar waar al diepe duisternis de
mensen omhuld zullen dezen ook in de duisternis blijven omdat ze er zich
goed in voelen en niet naar licht verlangen. En dat is er de verklaring
voor dat de tegenstander van God juist daar zijn werk van verwarring kan
voortzetten waar de mensen al een verward denken hebben - waar dus
de beste grondslagen daarvoor aanwezig zijn, steeds grotere dwalingen
te verbreiden omdat de mensen zich geen moeite getroosten zoiets op te
helderen en ze zonder nadenken ook de grofste dwaling als waarheid aannemen.
Nu is in de tijd van het einde de strijd tussen licht en duisternis wel
bijzonder heftig ontbrand, maar de duisternis is al te diep. De mensen
verlangen er niet meer naar hieruit te komen ze voelen zich goed in de
duisternis en de lichtdragers zullen maar zelden hun gebieden binnen kunnen
gaan. En omdat het licht niet met geweld doorbreekt kan de dwaling ook
niet met geweld uit de wereld worden verdrongen.
Alleen de wil van de mens zelf kan dit tot stand brengen en deze schiet
te kort - want zodra er een lichtje opflitst in donker gebied, ontsteekt
ook de tegenstander van God zijn verblindende lichten en deze worden gezien
en aanvaard en toch veroorzaken ze alleen maar dat het oog volkomen blind
wordt, dat de nacht om de mensen steeds dieper wordt. dat het niet in
staat is de zachte liefde - en lichtschijn van God te herkennen.
En zolang dus de mensen niet in alle ernst naar het licht verlangen, naar
de waarheid, naar de goddelijke lichtstraal van liefde, zal de tegenstander
zonder herkend te worden werkzaam kunnen zijn onder de mensen en zijn
werkzaamheid zal daarin bestaan de mensen steeds meer weg te voeren van
de waarheid, zijn leugenwerk als waarheid te camoufleren en zichzelf met
het gewaad van een lichtengel te bekleden. Want het is de tijd van het
einde waarin hij grote macht heeft maar die ieder afzonderlijk mens ook
kan breken, wanneer hij zich tot God zelf wendt en zich aan Hem overgeeft
- wanneer hij Hem vraagt om licht en kracht en genade. Dan is hij waarlijk
aan het vangnet van de tegenstander ontsnapt en dan zal hem waarlijk ook
een licht opgaan. dat hem onmetelijk gelukkig maakt.
Amen
|