BD.6991
11 december 1957
De vrije wil was aanleiding om van God af te vallen - Vergoddelijking
Uit Mij kwam alleen het volmaakte voort. Want de diepste liefde en hoogste wijsheid liet alles ontstaan en voor mijn macht was niets onmogelijk. Dus kon Ik ook wezens uit Mij laten ontstaan in de hoogste volmaaktheid, die Mij als mijn evenbeelden zelf gelukkig maakten. Ze waren geschapen als miniaturen van Mij zelf en het was voor Mij zelf het hoogste geluk, de werken van mijn schepping in volheid van licht en kracht te laten scheppen en werken om ook hun weer dezelfde diepe vreugde te schenken, zich te kunnen verheugen in de werken die ze geschapen hadden. De benodigde kracht om te scheppen doorstroomde alle wezens en stelde hen tevens in staat scheppend bezig te zijn. Maar ze waren als het ware alleen de uitvoerders van mijn wil, omdat met de kracht van de liefde die hen toestroomde ook mijn wil die wezens vervulde. Zij waren dus steeds alleen mijn "schepselen" gebleven, wanneer Ik hen niet, als helemaal vrij, buiten Mij geplaatst zou hebben, met een vrije wil die ze in elke richting konden ontplooien. Nu pas konden ze worden aangemerkt als hoogst volmaakt, maar ze konden nu ook hun volmaaktheid verliezen.
Zolang mijn wil hen leidde, zouden ze nooit hun staat van volmaaktheid hebben verloren, maar de vrije wil gaf daartoe de mogelijkheid, zoals deze anderzijds ook de volledige vergoddelijking van de geschapen wezens mogelijk maakte, zodat ze net als kinderen aan mijn werken en vormgeven konden deelnemen, vrij uit zichzelf en toch in algehele overeenstemming met Mij en mijn wil. Nu is pas het hoogste doel bereikt dat Ik nastreefde toen Ik wezens schiep vanuit mijn liefde en mijn macht. Want nu kan ieder wezen zijn volmaaktheid niet meer verliezen en is het grenzeloos gelukzalig te noemen. Dit zou echter voor ieder wezen mogelijk geweest zijn, want er was geen enkele aanleiding zich van Mij af te keren toen het zijn vrije wil gebruiken kon. Het was volmaakt en het hoefde alleen maar in deze volmaaktheid te willen blijven. Dat het onvolmaakt werd en viel, was vanuit zijn bewustzijn van kracht en licht te verklaren, want het wilde zichzelf bewijzen als vol van licht en kracht. En bijgevolg miskende het mijn liefde, die zich geheel onbaatzuchtig aan dit wezen schonk om het gelukzalig te maken.
Een enkele aanmatigende gedachte vertroebelde reeds het licht van het inzicht en toen volgden er steeds meer verkeerde gedachten, die door zijn wil verkeerd gericht werden omdat deze vrij was. Het is moeilijk om u mensen begrijpelijk te maken dat het voor een volmaakt wezen zelfs maar mogelijk was te vallen, omdat volmaaktheid ook steeds licht, dat wil zeggen: volledig inzicht betekent. Maar juist het bewustzijn, vol van kracht in overvloed te zijn, liet het wezen meer aan de kracht in zich denken dan aan het licht. En de volheid van kracht liet het gemakkelijk arrogant worden, waardoor direct het licht vertroebeld werd. Het wezen was in staat voortdurend nieuwe scheppingen buiten zich te plaatsen net als Ik en het begon Mij zelf als Oerbron van kracht uit zijn gedachten te verdringen. Het wilde de verhouding die het tot Mij had als afhankelijk wezen, niet meer erkennen en toen het eenmaal deze gedachte had opgevat, verloor het ook het overzicht over de ontzettende gevolgen van deze richting van zijn wil.
Een vrij, buiten Mij geplaatst wezen moest echter ook deze vrijheid hebben, zichzelf in zijn wezen te kunnen veranderen, want de volmaaktheid mocht voor het wezen geen toestand van dwang betekenen, daar het anders waarlijk niet mijn evenbeeld genoemd had kunnen worden. Maar deze vrijheid, zichzelf te veranderen, zal het wezen ook altijd behouden en daarom kan het ook vanuit de zich vrij verkozen en veroorzaakte onvolkomenheid weer tot de hoogste volmaaktheid komen, om dan het door Mij nagestreefde doel te hebben bereikt, dat het mijn kind geworden is en ook eeuwig blijven zal. Nooit zou Ik Me zulke "kinderen" hebben kunnen scheppen, omdat het goddelijke kenmerk - de vrije wil - zelf werkzaam moet worden, dat dus het schepsel in de door Mij aan hem geschonken volmaaktheid in vrije wil ook verblijven wilde, of, wanneer het deze wilsproef niet doorstond, zich zelf weer de graad van volmaaktheid verwerven moet die het eens in vrije wil weggaf.
Wie dit mysterie begrijpt, die zal ook mijn heilsplan van eeuwigheid begrijpen en hij zal weten dat alleen de oneindige Liefde en Wijsheid zo'n plan ontwerpen kon, omdat Ik de door Mij geschapen wezens een lot bereiden wil dat de hoogste gelukzaligheid voor eeuwig betekent. En mijn liefde, wijsheid en almacht zal zo lang dit doel nastreven, tot het bereikt is, tot al het uit Mij voortgekomen wezenlijke in hoogste zaligheid aan mijn zijde kan scheppen en werken, zoals het mijn plan is van eeuwigheid.
Amen |