BD.6984
4 december 1957
Het belang van een leven in liefde
De aanmaningen van God zullen steeds alleen neerkomen op een levenswandel in liefde. Juist het belang van een leven in liefde is u mensen minder bekend. En toch is een leven in liefde de enige factor die u de gelukzaligheid, een eeuwig leven, verzekert. En daar denken de mensen niet aan. En ze houden met al het andere meer rekening dan met hun eigen houding tegenover het voornaamste in het leven op aarde, tegenover de liefde. Ze dragen dag in dag uit zorg voor hun aardse plichten, maar ze doen alles meer met hun verstand dan met het hart. Ze overwegen al het voor en tegen, ze trachten voordelig te werken en tot stand te brengen en plichtmatig hun aardse arbeid te verrichten, maar ze geven zich er geen rekenschap van in hoeverre het hart daarbij betrokken is, in hoeverre liefde bepalend is bij hun doen. En toch is elk werk dat zonder liefde wordt uitgevoerd, nutteloos. En zelfs de dagelijkse bezigheden moeten een graad van liefde laten zien aan de mensen voor wie ze worden gedaan.
Maar hiervan zijn zich maar weinig mensen bewust. En daarom kan voor velen het hele leven een nutteloze bezigheid zijn, wanneer er niet een langzame verandering van het menselijk wezen is begonnen. Een verandering vanuit de eigenliefde naar de liefde voor de naaste, of ook: een ommekeer naar het vroegere wezen dat liefde was. Meestal wordt elke daad alleen volbracht ter wille van een zeker voordeel. Onbaatzuchtig werkzaam zijn is echter zeldzaam en alleen dit laatste heeft waarde voor de ziel van de mens.
En de mensen zouden zich eens rekenschap moeten geven van datgene, wat ze des daags in volledige onbaatzuchtige liefde hebben gedaan. Het zal buitengewoon weinig zijn, want de eigenliefde is nog te sterk overheersend, daar het anders op aarde niet zo’n toestand zou kunnen zijn - zoals die echter ontegenzeglijk bestaat. De mensen zouden zich ook rekenschap moeten geven in hoeverre ze zelf nog in staat zijn liefde te geven, dat wil zeggen: hoe ze door het lot van de medemens worden geraakt en bereidwillig zijn hem te helpen. Ieder mens denkt alleen maar aan zijn eigen lot en probeert dit naar mogelijkheid te verbeteren, maar niemand denkt aan zijn in nood levende medemens. En zo mag ook geen mens zelfvoldaan zijn, wanneer hij alleen maar zijn plicht vervult. Zijn geestelijke toestand blijft steeds op hetzelfde niveau, want alleen een daad uit liefde zal hem verbeteren. Alleen werkzaam zijn in liefde levert zijn ziel geestelijke rijpheid op.
Wat baat het u mensen dus wanneer u zich ook alle genoegens van het leven verschaft, wanneer u plichtmatig alles doet om zulk welzijn te verwerven? Wat baten u alle moeiten en inspanningen in het leven op aarde wanneer ze zonder liefde worden verricht en u op het einde van uw leven geen stap verder bent gekomen in uw ontwikkeling, wanneer u alleen voor uw welzijn op deze aarde hebt gezorgd? De ziel kon alleen door werken van liefde gezond en rijp worden. En het is alleen de ziel die blijft bestaan wanneer u uw aardse bestaan hebt voltooid. De ziel kan alleen haar oorspronkelijke vorm terugkrijgen door werken van liefde. En u verwaarloost juist het werkzaam zijn in liefde op de meest schromelijke manier. U voegt er eerder nog liefdeloze werken aan toe en belast daarom de ziel uitermate. En u maakt daardoor uw aardse bestaan geheel nutteloos. U leeft niet doelmatig en zult eens bitter berouw voelen dat u een genadegave onbenut liet en u daardoor een heerlijk lot in de eeuwigheid verspeelde.
Maar u mensen bent ook niet toegankelijk voor de onderrichtingen over het belang van een leven in liefde. U bent al zo diep gezonken door uw eigenliefde, dat uw geest verduisterd is en u het licht niet meer ziet dat u tegemoet straalt wanneer de goddelijke liefdesleer u wordt bijgebracht. De liefde onder de mensen is bekoeld en dat betekent ook nutteloosheid van het aardse bestaan voor de ziel, een miskennen van het doel van het leven op aarde en verduistering van de geestelijke toestand van de mensen. En alleen degene die zelf zijn best doet om een leven in liefde te leiden, ziet ook het onheil in dat de mensheid bedreigt die zonder liefde leeft. Alleen hij weet, dat dan ook de vorst der duisternis macht heeft over een liefdeloze mensheid, dat deze hem horig is en zich in zijn macht bevindt, waaruit ze zich alleen kan bevrijden wanneer ze de wapens van de liefde tegen hem gebruikt. Want wie de liefde in zich ontsteekt, wordt door de tegenstander gemeden omdat in diens nabijheid God zelf is Die de eeuwige Liefde is en Die diegene ontvlucht die zonder enige liefde is.
Amen |