BD.6977
27 november 1957
Gescheiden werelden - Verschillende hemellichamen
In het heelal cirkelen ontelbare hemellichamen die u, mensen
niet kunt zien, die alle uit de kracht van de liefde van God zijn voortgekomen,
dat wil zeggen: in hun substantie eens uitgestraalde goddelijke liefdekracht waren
die echter oorspronkelijk een andere bestemming had. Want deze uitgestraalde
liefdekracht waren wezens die volgens de wil van God werkzaam moesten
zijn, die zich echter niet aan hun eigenlijke bestemming hielden en hun
kracht die ze van zichzelf uit hadden, benutten in een willen dat tegen
God gericht was. Deze wezens misvormden zichzelf dus tot schepselen met
een aard die geheel tegen God inging en in hun misvorming niet konden
blijven bestaan, omdat dit in strijd was met de goddelijke ordening.
Daarom gaf God deze schepselen een andere vorm. Hij loste ze op in ontelbare
nietige krachtvonkjes en Hij liet daaruit nieuwe scheppingen ontstaan
van de meest verschillende aard. Dat wat eens als zichzelf bewuste wezens
geschapen werd, waren nu aanvankelijk starre maaksels, die God de uiteenlopendste
vormen en de grootste verscheidenheid in bestemming, gebonden aan een
doel, gaf. Hij verzamelde als het ware door Hem eens uitgestraalde kracht in
speciaal daarvoor geschapen vormen. Hij schiep krachtens Zijn wil, ontelbare
werelden die eigenlijk alle hetzelfde zijn: omgevormde geestelijke wezens,
die echter hun oorspronkelijke vorm terug moesten krijgen, maar daarom
vooralsnog vanuit de goddelijke wil opgelegd, elkaar moeten dienen.
Al deze werelden staan in zoverre met elkaar in verband dat ze dezelfde
scheppende geest tot Vader hebben, dat ze alle uit dezelfde Macht zijn
voortgekomen en alle ook als uiteindelijk doel weer de vereniging met
deze scheppende geest hebben. Eén Wil regeert al deze werelden
en één Kracht behoudt ze. Maar toch zijn de verschillende
werelden van elkaar gescheiden en geen van de werelden kan met een ander
in nauw contact treden, want de basissubstanties van iedere wereld apart
zijn, in overeenstemming ermee, daarin verzameld en deze basissubstanties
bestaan uit datgene wat meer of minder aan God weerspannig is geworden
en hebben daarom ook de meest verschillende op zich zelf staande scheppingen
nodig om zich weer te formeren en in de oertoestand binnen te gaan.
Elk hemellichaam is daarom een scheppingswerk apart, alle hemellichamen
zijn afwijkend van elkaar in basissubstantie, schepping en bestemming.
Want de wil om vorm te geven van de eeuwige scheppende Geest is onbegrensd,
omdat ook Zijn liefde en Zijn wijsheid zonder grens is. En Zijn laatste
doel is alle kracht die eens van Hem is uitgestraald terug te winnen als
volmaakte kinderen, die in gelijke wil met Hem kunnen scheppen en werken
tot hun lust en zaligheid.
De aarde is zo'n scheppingswerk dat God liet ontstaan met het doel dat
wezens die door eigen wil misvormd werden, na een eindeloos lange tijd
zich weer kunnen omvormen tot hun oerwezen. Maar alleen de aarde biedt
de mogelijkheid de hoogste volmaaktheid te bereiken, terwijl de andere
werelden deels al hoog ontwikkelde wezens herbergen, deels onderwijsinrichtingen
zijn voor zulke wezens met een zelfbewustzijn die het doel in het leven
op aarde niet bereikten, maar toch een bepaalde graad van rijpheid moeten
verkrijgen en ook kunnen verkrijgen, om hun eigenlijke bestemming eens
na te kunnen komen. Maar voor het bereiken van het hoogste doel is alleen
de aarde het aangewezen scheppingswerk, daarom is dan ook een gang over
deze aarde veel moeilijker dan een gang door andere werelden.
Maar uiteindelijk dienen alle scheppingen in het heelal maar het ene doel
van het weer terugbrengen van het eens van God afgevallen geestelijke.
En daarom zal elke schepping ook streng van de andere afgezonderd blijven,
omdat het ik-bewuste geestelijke in elke wereld in volledige wilsvrijheid
zijn weg om zich te ontwikkelen af moet leggen, maar deze wilsvrijheid
dadelijk in gevaar zou zijn, wanneer zich door contacten van ik-bewuste
wezens dwingende bewijzen zouden voordoen voor het heilsplan van God en
het vrije streven uit zichzelf naar volmaaktheid daardoor zou worden tegengegaan.
Geestelijke verbindingen bestaan weliswaar en kunnen worden aangeknoopt,
maar deze oefenen geen geloofsdwang uit op de ik-bewuste wezens van deze
aarde ze kunnen geloofd worden of niet en ze zullen ook alleen dan een
zegenrijke invloed uitoefenen, wanneer een zekere staat van rijpheid van
die wezens al bereikt is, wanneer de mensen op de aarde het doel van hun
bestaan al hebben ingezien en hun hoogste doel bereiken willen. Dan staan
ze al kort voor hun voleinding en hebben ze geen bewijzen nodig, ze geloven
ook zonder bewijzen en streven in vrije wil naar hun hereniging met God.
Amen |