Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6967
13 november 1957

Geestelijke dwang

U bevindt zich in geestelijke slavernij, zolang uw wil geweld wordt aangedaan van de kant van uw medemensen, zolang u het recht niet wordt toegekend vrij te beslissen. Daarom kan het nooit mijn wil zijn, dat u, door bedreiging met eeuwige straffen, ertoe zult worden gebracht aan te nemen of af te wijzen wat u wordt voorgeschreven. U zult geheel vrij uw beslissingen moeten nemen, want úw wil moet beslissen, dus ieder afzonderlijk moet voor zich de beslissing nemen, omdat daardoor het lot van de ziel na de dood wordt bepaald. Ik zelf plaats u niet onder dwang en Ik heb ook geen geboden gegeven, die afbreuk zouden doen aan uw wil. Want ook mijn geboden van liefde vragen uw vrije wil. Want liefde is niet onder dwang te plaatsen, wat ieder mens volkomen duidelijk moet zijn. Maar de liefde ontsluit pas het weten van de waarheid. En zo baat het u mensen niets, wanneer u wordt voorgeschreven wat u moet geloven, wat u als waarheid aan zult moeten nemen. Want pas een mens, die in de liefde leeft, zal het kunnen beoordelen, of de u overgebrachte geloofsleren beantwoorden aan de waarheid. En dit onderzoek moet ieder mens zelf uitvoeren en hij mag er niet bij gehinderd worden door verboden of geboden. Want dit laatste is "geestelijke dwang". En een dergelijke geestelijke dwang heeft teweeg gebracht, dat de mensen zich in een chaos van dwaalleren bevinden en zelf niet de moeite doen hier een uitweg uit te vinden, omdat ze de "straffen" vrezen, waarmee ze werden gedreigd.

De vrijheid van denken is ieder mens toegestaan en alleen de eigen beoordeling kan voor hem tot zegen worden. Elke dogmatische leer is geestelijke dwang. Het doet er niet toe of ze overeenstemt met de waarheid of niet. Ik bied u mensen steeds weer de zuivere waarheid aan, maar Ik dwing u niet ze aan te nemen, juist omdat u vrij zult moeten beslissen in het leven op aarde. En dwangmaatregelen zijn steeds een toegeven van zwakheid, van onvermogen de mensen via andere wegen naar het doel te brengen. Wie Mij serieus wil dienen, moet zijn best doen zijn medemensen in alle liefde te wijzen op de zegen van het juiste denken en handelen. Steeds weer moet hij hen mijn evangelie van de liefde prediken. Hij moet ze aansporen een levenswandel in liefde te leiden, maar hij moet elke dwangmaatregel achterwege laten. Hij kan zijn medemensen verzoeken steeds weer naar de verkondiging van het goddelijke woord te luisteren, hij moet ze daar liefdevol toe aansporen, maar hij mag ze niet onder bedreiging van goddelijke straffen ertoe aanzetten, of ze dwingen door geboden, want dat is niet volgens mijn wil. Daarom kan Ik ook niet instemmen met de door mensen uitgevaardigde kerkelijke geboden, die alle slechts tot plichtsvervulling aanzetten, maar de vrijwillige overgave aan Mij vaak ondergraven. En nog minder kan Ik het verbod goedkeuren, om geestelijke geschriften van andere geestesrichtingen in te zien. Want de waarheid ervan moet ieder mens zelf mogen onderzoeken. En hij zal ook kunnen onderzoeken, wanneer het de mens ernst is de waarheid te verkrijgen en wanneer hij Mij zelf om bijstand vraagt.

Vrij denken en willen is bepalend voor het resultaat van het leven op aarde van een mens, want Ik waardeer alleen datgene, wat de vrije wil tot stand bracht, terwijl voor mijn ogen datgene zonder waarde is, wat alleen als plicht of vervulling van een gebod onder dwang werd gedaan. En wie eenmaal zijn best doet een leven in liefde te leiden, zal het ook helder en duidelijk inzien, dat de liefde alleen doorslaggevend is, dat de mens in de waarheid verkeert. Hij zal het inzien, dat dan ook alle geboden ongegrond zijn, omdat een liefdevol mens dan vanzelf doet wat mijn wil is. Hij zal ook weten, dat ieder mens zelf na innerlijke strijd moet komen tot het kunnen uitspreken van een vrije wilsbeslissing. Want de liefde is de enige band met Mij - Ik, die zelf de Liefde ben - en zodra hij nu met Mij samen zijn levensweg gaat, omdat hij in de liefde leeft, zal ook zijn wil steeds zo zijn gericht, dat hij geen menselijke geboden meer nodig heeft. Van Mij uit bent u te allen tijde vrij, maar mijn tegenstander probeert u door dwang voor zich te winnen. En daar hij zelf geen dwang op u kan uitoefenen, tracht hij het door van hem afhankelijke mensen te bereiken. Wijs daarom elke dwang af, want het is steeds een teken van het werkzaam zijn van diegene, die probeert u in het verderf te storten.

Amen