Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6939
8 oktober 1957

Gods worstelen om de wereldlingen

Ook op de mensen die nog geheel materieel denken, richt zich mijn liefde en erbarmen, die hun weg over de aarde afleggen zonder enige geestelijke binding - die alleen dat voor waardevol houden wat voor hen zichtbaar en tastbaar is en zonder nadenken afwijzen al wat niet te bewijzen is. Deze mensen hoeven helemaal niet slecht te zijn, ze kunnen een rechtvaardige levenswijze leiden, maar ze wijzen elk geestelijk toestromen af, wat zoveel betekent, dat ze steeds op dezelfde trede blijven staan, dat ze over een vlakke weg gaan en op het einde van hun leven op aarde, geen enkele vooruitgang kunnen laten zien en het hele aardse bestaan als het ware tevergeefs was voor de ziel - voor dat, wat na de dood van het lichaam blijft bestaan. De ziel hoeft zich dus niet negatief ontwikkeld te hebben, en toch heeft ze geen resultaat te boeken.

Ze gaat in dezelfde staat van rijpheid het geestelijke rijk binnen, als waarmee ze het aardse leven is begonnen, en ook daar zal een opklimmen voor zulke zielen moeilijk zijn, omdat hun wil tegenover elk onderricht om dit af te wijzen nog net zo sterk is als op aarde. Tevens zijn ook haar gedachten verward, ze weet niets van haar lichamelijke dood, en ze kan dus zelden alleen door onderrichting van geestelijke vrienden tot andere gedachten worden gebracht, omdat de opvattingen, die de mens op aarde had, haar ook verwaand lieten worden.

Al dezen zou Ik te hulp willen komen zolang ze nog op aarde zijn.

Ik zou hun systeem van denken graag een flinke duw willen geven, Ik zou hun graag een licht willen laten opgaan, Ik zou ze graag slechts eenmaal ertoe willen brengen, ook met de mogelijkheid van een geestelijke wereld rekening te houden.

Ik zou hun graag elke hulp willen bieden, om van de vlakke weg, die doelloos is, op dat pad te stappen, dat naar boven leidt.

Ik zou graag hun eens alleen maar de waardeloosheid van alle materiële goederen willen laten inzien, opdat ze zich serieus bezig houden met de gedachten over zin en doel van hun aardse bestaan. Want juist deze mensen zijn moeilijk te sturen, omdat hun al het geestelijke, elk geloof aan een andere wereld, aan het voortleven van de ziel, slechts als een teken van naïviteit van de medemensen voorkomt, waarvan ze zelf vrij zijn en willen blijven. En zulke mensen worden daarom bijzonder gevoelig door slagen van het noodlot getroffen, de vergankelijkheid van het aardse wordt hen zo vaak voor ogen gehouden, maar ook slechts zelden met succes. Maar de hoeveelheid van zulke gebeurtenissen, die ook nog zal toenemen, moet u begrijpelijk worden, wanneer u ook aan het grote aantal van diegenen denkt, die net zo'n a-geestelijke levensopvatting hebben.

En als Ik er maar een paar van hen zou winnen, wanneer er zich maar een paar door Mij lieten toespreken door zulke slagen van het noodlot, wanneer hun belangstellingssfeer nu veranderde en ze hun manier van denken tot nu toe lieten varen - dan zou Ik veel hebben bereikt, en waren de slagen van het noodlot tot zegen.

Want tot aan het einde van het leven van ieder mens worstel Ik om diens ziel, om haar de eindeloos lange tijd in het rijk hierna te besparen, waar het in haar zonder licht is en alle inspanningen vruchteloos blijven, die bij zulke zielen worden ondernomen. Wat de mens op aarde bereikt, betekent een aanzienlijke voorsprong, die de ziel in het hiernamaals niet meer kan inhalen. En daar juist deze mensen op aarde in de meerderheid zijn, is het begrijpelijk, dat Ik tot steeds sterkere middelen mijn toevlucht moet nemen, die u - die gelovig bent - voor uzelf niet zult kunnen verklaren als gebaseerd op mijn liefde. Maar u bent niet op de hoogte van de nood van zulke zielen, die eindeloos lange tijden kan duren - u weet niet, hoe waardevol één dag op aarde is, waarin u bewust het doel nastreeft - en hoeveel dagen dus totaal nutteloos worden geleefd door diegenen, die Ik ook zou willen winnen voor Mij en mijn rijk. En de smartelijkste gebeurtenis kan als grootste genade worden beschouwd, wanneer die een mens ertoe brengt om bewust naar het doel te streven.

Want de aarde zal vergaan, en niets zal de mens overblijven, die steeds alleen maar zijn aardse leven heeft geleefd. Maar het geestelijke rijk blijft bestaan, alleen kan het voor de ziel eeuwige tijden tot een smartelijk verblijf worden, wanneer zij zelf zich afsluit, als haar licht wordt gebracht.

Amen