BD.6876
22 juli 1957
Geloof zonder liefde is dood
U zou uzelf voor eeuwig niet kunnen verlossen als Ik niet
voor u het verlossingswerk zou hebben volbracht. Het was mijn liefde, die u uit een rampzalige toestand wilde uittillen, die uw eigen schuld
was. Bijgevolg was het voor u een werk van genade en erbarmen het was
een geschenk dat u zonder uw eigen verdienste ter beschikking staat, als
u weer zalig wilt worden, zoals u was in het allereerste begin.
Daarom het gezegde: "U kunt alleen uit genade zalig worden".
Zonder dit verlossingswerk zou u zich de zaligheid nooit hebben kunnen
verwerven, want uw kracht was te gering om uzelf op te heffen uit de diepte
en uw wil was nog meer verzwakt, zodat u ook niet naar de vrijwording
uit de keten van satan gestreefd zou hebben.
U moet dus onvoorwaardelijk een beroep doen op de genaden van het verlossingswerk.
En dat vereist in de eerste plaats het geloof in de goddelijke Verlosser
Jezus Christus, in wie Ikzelf Mij belichaamde om voor u, mensen te lijden
en te sterven - om als "Mens" Jezus eerst een genadeschat te
verwerven voor u. Zonder dat geloof in Mij zal u zich nimmer met Mij in
verbinding stellen en Mij verzoeken om hulp, om versterking van wil en
kracht, om de weg opwaarts af te kunnen leggen.
Wat is echter te verstaan onder "geloven" in de goddelijke
Verlosser? Wanneer de woorden: "Ik geloof in Hem" alleen voldoende
zouden zijn, dan was waarlijk het grootste deel van de mensheid zeker
van de verlossing, want deze woorden worden heel vaak en door veel mensen
uitgesproken. Met deze woorden alleen kan Ik echter geen genoegen nemen
om eeuwig geluk te schenken volgens mijn belofte: "Wie in Mij gelooft
zal zalig worden".
Ik verlang een levend geloof, de volle innerlijke overtuiging van datgene
wat u mensen geleerd wordt over het kruisoffer door hen, die in mijn opdracht
u het evangelie verkondigen. Om tot deze innerlijke overtuiging te komen
is echter reeds een ontwaakte geest vereist, die de mens van binnen uit
opheldering verschaft, die hem het inzicht ontsluit over de aanleiding
- over de beweegreden van het liefdewerk, dat de "Mens" Jezus
volbracht heeft. Pas wat de mens begrijpt, kan hij ook overtuigd geloven.
Derhalve moet de mens de geestvonk in zich de mogelijkheid geven zich
te uiten, wat weer alleen de liefde bewerkt. Een geheel liefdeloos mens
kan ook de woorden uitspreken: "Ik geloof in Jezus Christus"
maar hem ontbreekt de innerlijke overtuiging en dus kan hij zich ook niet
de zaligheid verwerven. Alleen de liefde herkent de beweegreden van mijn
liefde, en daarom verlang Ik een door de liefde levend geworden geloof.
Maar ook het begrip liefde moet worden toegelicht, want ook dit woord
wordt vaak misbruikt. Liefde zult u, mensen steeds voelen, maar welke
kant op deze liefde van u is gericht - dat moet u uzelf vragen. U moet
leren onderscheiden tussen de verlangende en de gevende liefde, de aardse
en de zuiver goddelijke liefde die steeds gelukkig wil maken.
Dat een aards gerichte liefde niet de goddelijke geestvonk in u tot leven
wekt, is dus begrijpelijk. Dus moet het de onbaatzuchtige liefde zijn,
die gelukkig wil maken, die eerst in de mens ontstoken moet worden en
dan het "werken van de geest in hem", toelaat. Deze liefde
is kracht die de mens nooit met rust laat die haar eenmaal in zich ontstoken
heeft, die onophoudelijk aanspoort om werkzaam te zijn in liefde, waarvoor
gevoelsopwellingen niet voldoende zijn - maar die de mens zelf in zijn
wezen verandert zodat hij steeds meer contact zoekt met Mij, want: "Wie
in de liefde blijft die blijft in Mij en Ik in hem" En zo'n liefde
brengt dan ook het levend geloof voort, want de verbinding met Mij - door
de liefde kan hem nu ook het helderste inzicht verschaffen, zodat hem
ook de betekenis van het verlossingswerk in alle helderheid duidelijk
is en hem nu niets meer in zijn geloof aan het wankelen kan brengen.
"Wie in de liefde blijft die blijft in Mij en Ik in hem". Wie
deze woorden ernstig overdenkt moet dan ook inzien dat een mens die door
de liefde ten nauwste. met Mij verbonden is, ook met de kracht van mijn liefde doorstraald wordt - dat deze stroom van kracht ook in hem wordt
uitgestort, dat deze krachtstroom nu echter ook geen werkeloosheid meer
toelaat.
Die liefdekracht moet dus op een of andere wijze een uitwerking hebben
- en wel op een wijze die ook van de Bron van die kracht getuigt in een
door God gewilde activiteit, namelijk in werken van liefde van allerlei aard.
Zo'n mens kan niet meer zonder daden van liefde leven zodra hij door de
kracht van mijn liefde doorstroomd wordt, en zo zal zijn liefde zich vanzelf
bewijzen door het beoefenen van goede werken. De mens zal dan van zijn
liefde tot Mij als het ware blijk geven door daden van onbaatzuchtige naastenliefde
en zich daardoor steeds vaster met Mij verenigen en dientengevolge gered
zijn voor tijd en eeuwigheid. Dan gelooft hij ook in Mij en mijn verlossingswerk,
dan heeft hij reeds de verbinding gevonden, want zijn blijken van liefde
laten zien dat hij vrij is van mijn tegenstander - die voor de liefde
vlucht, omdat hij zelf zonder enige liefde is.
Geen mens die zonder liefde is zal een levend geloof hebben - en geen
mens zal liefde in zich voelen die deze niet in goede werken tot uitdrukking
brengt want de liefde is in zich een kracht die aanspoort tot liefdevolle
werkzaamheid.
Dat is ook de reden waarom in de laatste tijd geen levend geloof in Jezus
Christus en Zijn verlossingswerk meer te vinden is - omdat de liefde onder
de mensen verkoeld is. Daarom moet steeds weer de liefde als het voornaamste
gepredikt worden. De liefde tot de naaste moet zo sterk naar voren worden
gebracht, omdat deze pas het bewijs is van de liefde tot Mij. De naastenliefde
zal ook steeds daden vergen, het zij van lichamelijk of geestelijke aard,
aardse of geestelijke hulpverlening die begrijpelijkerwijs is. Hoe gemakkelijk
is dit alles toch te begrijpen, hoe verward is en blijft echter het denken
van de mensen zonder liefde. De "verlossing" bestaat echter
daarin dat de mens zijn weerstand opgeeft en zich weer laat aanstralen
door de kracht van mijn liefde - zoals eens, toen het geestelijk wezen
nog volmaakt was. Eens bent u vanuit de liefde uitgegaan en allen zult
u weer tot liefde worden, want pas dan zult u zalig zijn en blijven tot
in alle eeuwigheid.
Amen |