BD.6860
29 juni 1957
Zonder Jezus Christus wordt men niet vrij
U heeft Mij nodig als u vrij wilt komen van uw tegenstander.
U kunt uit eigen kracht niet van hem loskomen, u moet hulp hebben die
alleen Een u brengen kan: Jezus Christus, die de tegenstander overwonnen
heeft door Zijn dood aan het kruis. In Hem was Ikzelf Hij en Ik zijn Een,
dus moet u tot Mij in Jezus Christus om hulp roepen en zij zal u dan ook
ten deel vallen.
Als u alleen een God erkent zonder echter Jezus Christus, de goddelijke
Verlosser, met deze God in overeenstemming te kunnen brengen, dan is uw
erkenning van een God nog niet overtuigd. U spreekt dan slechts iets uit
met uw mond waarvan u in het diepst van uw hart niet overtuigd bent, en
dan gaat u uw aardse weg nog zonder Mij. U zult dan ook niet los kunnen
komen van hem die het tegengestelde is van Mij, die u nog beheerst en
wiens macht u alleen niet breken kunt.
U heeft Mij nodig, laat u dat gezegd zijn, anders vervult u uw aardse
levensdoel niet uzelf los te maken van hem die u eens vrijwillig gevolgd
bent - en u te keren tot Mij, uw God en Vader van eeuwigheid. Ik ben altijd
bereid u te helpen van hem los te komen maar deze hulp moet u van Mij
afsmeken omdat uw wil meebepalend is dat Ik u bevrijd. Want hij heeft
hetzelfde recht op u zolang u nog hetzelfde wilt als hij, wat een zich
afwenden van Mij betekent.
Maar met uw zwakheid als gevallen wezen is rekening gehouden, want een
mens stierf voor u uit liefde en barmhartigheid aan het kruis. Hij wist
van uw zwakheid en Hij wist ook dat het u onmogelijk was deze ketenen
te verbreken, die u omgedaan waren door mijn tegenstander alhoewel door
eigen schuld.
In deze mens Jezus heb Ik Mij zelf belichaamd omdat Ik Mij over uw zwakke,
hulpeloze en pijnlijke toestand ontfermde en omdat Ik u de mogelijkheid
wilde geven weer tot Mij terug te keren en binnen te gaan in uw oertoestand
die voor u vrijheid en zaligheid betekent. Ik bracht dus als mens een
zoenoffer voor u en Ik heb tegelijkertijd de schuld van uw vroegere afval
van Mij, zelf afgedragen in de mens Jezus. Ik bood mijn tegenstander het
losgeld aan voor u, zodat hij u vrij moet laten als u daar zelf naar verlangt.
Maar dit verlangen moet u ook tot uiting brengen. U moet naar Mij willen
komen, u moet willen behoren tot hen wier zielen Ik heb los gekocht van
hun heer.
U moet een beroep doen op de hulp van Jezus Christus en u moet Mij in
Hem aanroepen. En u zult het ook kunnen als u in Hem en Zijn verlossingswerk
gelooft. Als u gelooft aan mijn menswording in Hem. Want pas dan gelooft
u ook met overtuiging aan mijzelf dan ben Ik levend in u geworden en dan
gaat u ook niet meer uw aardse weg zonder Mij en u bereikt dan ook zeker
uw doel.
En zo moet u zich maar eens ernstig afvragen wat de zin en het doel is
van uw aardse leven, wat uw eigenlijke opdracht is. U moet de ernstige
wil hebben dat u niet gefaald heeft aan het einde van uw leven op deze
aarde. En als u deze wil heeft, bid dan die Ene om hulp die u alleen kan
helpen, Jezus Christus. Want Hij en Ik zijn Een, en als u Hem aanroept
roept u Mij aan - en uw roep zal niet ongehoord wegsterven.
Want wie het ernst is het doel van zijn aardse leven te bereiken, diens
gedachten zullen ook spoedig juist geleid worden en hij zal inzien dat
er zonder Jezus Christus geen verlossing is.
Maar over de innerlijkste wil, het innerlijkste verlangen kan Ik echter
niet beschikken, het is vrij. Ik kan alleen maar waarschuwen en vermanen
en Ik kan u alleen maar aansporen tot nadenken. Uzelf moet echter handelen
volgens uw innerlijk verlangen en overeenkomstig hiermee zal ook uw toestand
van rijpheid zijn wanneer u deze aarde verlaat.
Amen |