Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6855
21 en 23 juni 1957

Verontreiniging van lucht, water en voedsel

Ieder mens moet van u hetzelfde mogen verwachten als wat u van hem verwacht. Ieder moet u rechtvaardig behandelen, zoals u datzelfde ook van hem verlangt. U zult niet met verschillende maten moeten meten en menen zelf meer rechten te hebben dan uw medemens, als het erom gaat dat u profiteert van datgene wat u van Mij uit gratis is geschonken, wat u niet zelf voor u verworven hebt maar wat alle mensen evenzo ter beschikking staat, waaronder geestelijke en aardse goederen te verstaan zijn die mijn liefde en mijn scheppende wil altijd voor u bereid houden.

Daar behoren dus alle gaven toe die u uit mijn hand ontvangt, die u voor uzelf niet zult kunnen maken, die er zonder uw toedoen zijn en die tot uw bestaan bijdragen, die dus voor uw natuurlijk leven vereist zijn en die aan geen mens mogen worden onttrokken wanneer daardoor diens leven in gevaar zal worden gebracht. Het zijn de stoffen ten behoeve van het leven waarop ieder mens aanspraak moet kunnen maken. Die hem van de kant van de medemensen ook niet onttrokken mogen worden, daar anders een overtreding van mijn eeuwige ordening ver dragende gevolgen heeft die zich niet alleen laten voelen bij de schuldige mensen, maar ook de scheppingen betreffen en bijgevolg ook tot de ontbinding ervan kunnen leiden.

U zult dit begrijpen wanneer u er maar over nadenkt welke bestanddelen u nodig hebt om te leven en u zich de verscheidenheid hiervan voorstelt, wanneer u lucht en water en hun hoedanigheid en werking bij uzelf vaststelt die de mens algehele gezondheid schenken, maar ook tot ziekelijkheid en verwoesting van de organen van het lichaam kunnen leiden indien door menselijke wil een besmetting van de lucht en het water plaatsvindt die niet te overziene schade met zich meebrengt. Lucht en water zijn gaven Gods die ieder mens nodig heeft en daarom ook uit mijn hand ontvangt. En de zondigheid van de mensen komt alleen al daarin tot uitdrukking dat ze er niet voor terugschrikken deze buitengewoon voorname stoffen ten behoeve van het leven op zodanige wijze te verontreinigen dat voor de medemensen daaruit levensbedreigende beschadiging voortvloeit.

En zoals ieder mens zijn eigen leven lief is, zo bezondigt hij zich wanneer hij de medemens de noodzakelijkste levensbehoeften beknot, wanneer hij er toe bijdraagt dat het leven van de medemens in gevaar wordt gebracht. En onder "het in gevaar brengen van het leven" is ook te verstaan, wanneer dat wat de aarde voortbrengt aan voeding voor mens en dier, van zijn natuurlijke hoedanigheid wordt beroofd, wanneer de bodem waarop het moet gedijen door kunstmatige middelen een andere gesteldheid krijgt en nu ook de daarin gekweekte producten stoffen bevatten die volstrekt niet bevorderlijk zijn voor het menselijk lichaam. De mensen grijpen in in de natuurwetten, ze willen als het ware verbeteringen aanbrengen, dus mijn scheppingen als gebrekkig voorstellen, ze willen de bodem een hogere opbrengst-capaciteit verschaffen en ze bedienen zich daartoe van verkeerde middelen. Want ze zouden Mij alleen maar om mijn zegen hoeven te vragen om waarlijk ook overvloedige oogsten binnen te mogen halen.

Een verder zondigen op dit gebied is ook wanneer de vruchten geoogst worden voor ze rijp zijn. Wanneer door hebzucht en materialistisch denken op het natuurlijke rijpingsproces wordt vooruitgelopen en wanneer daardoor het menselijk lichaam gedwongen wordt de strijd aan te binden met nog niet rijp geworden substanties, wat niet alleen maar een zuiver lichamelijke maar ook een geestelijke aangelegenheid is, die u mensen vaak niet bekend is. Het valt echter allemaal onder het veronachtzamen van de wet van mijn eeuwige ordening. De mens berokkent zijn medemens schade, hij handelt niet rechtmatig tegenover hem en draagt er toe bij dat de chaos op aarde steeds groter wordt, omdat alleen een leven op aarde dat volledig in overeenstemming met de wet van de ordening wordt geleefd, een juiste uitwerking kan hebben op lichaam en ziel.

En ieder mens heeft er recht op dat de orde in de natuur in stand gehouden wordt, want Ik heb alles wat er in de schepping bestaat niet voor één mens, maar voor alle mensen geschapen. Ieder mens heeft zuivere lucht nodig, zuiver water en een goede voeding voor zijn lichamelijk leven en geen mens heeft het recht zijn medemens schade toe te brengen die hij voor zichzelf ook niet zal wensen.

In de laatste tijd voor het einde wordt er echter helemaal geen rekening meer gehouden met het leven van de medemens. Er wordt op allerlei manieren gewetenloos geëxperimenteerd en steeds alleen maar uit eerzucht, hebzucht of honger naar macht, en de gezondheid wordt in levensgevaar gebracht. En dus triomfeert hij, die al het geschapene zou willen verwoesten om het daarin gekluisterde weer vrij te krijgen, in de valse veronderstelling dat het hem dan weer toebehoort. De mensen die in strijd met de goddelijke ordening handelen hebben zich allen in zijn macht begeven. Ze volgen zijn influisteringen en mijn geboden, die liefde en rechtvaardigheid vereisen, achten ze niet.

Ieder mens denkt alleen maar aan zichzelf en zijn eigen voordeel en het lot van de medemens laat hem koud. En ook het leven van zijn medemens is hem niet meer heilig, daar het anders niet zou kunnen komen tot wat echter met zekerheid te verwachten is, dat het leven van alle mensen op het spel wordt gezet omdat de goddelijke natuurwetten omver worden gestoten - omdat eens de elementen zich met alle geweld een weg naar buiten zullen banen, waartoe de mensen zelf aanleiding geven die zondigen tegen de goddelijke ordening, tegen mijn gebod van de liefde tot God en de naaste.

Amen