BD.6837 Aardse opbloei - Wereldse vooruitgang Laat u niet om de tuin leiden, ook al ziet u aardse opbloei. Weet, dat Ik van geen mens de wil beknot, dat ieder vrij bezig en werkzaam kan zijn en dat hij daarom ook vaak de kracht daarvoor op een verkeerde manier gebruikt, dat hij de aardse opbouw bespoedigt en daarvan geniet. En weet, dat ook dan nog een geestelijk resultaat is voorzien voor het in de materie gekluisterde geestelijke, dat tot dienen komt, ook al is het maar tijdelijk. Maar dit zal u niet mogen misleiden, u die op de hoogte bent van mijn heilsplan, die ook overtuigd zult moeten opkomen voor alles wat mijn geest u heeft verkondigd. U moet met vergrote ijver wijzen op het nabij zijnde einde en op de vergankelijkheid van al het aardse, zelfs wanneer alles om u heen van het tegenovergestelde spreekt. U moet zich niet laten bedriegen, want het komt zoals Ik het steeds weer verkondig. En juist de versterkte drang in de mens om aardse werken te laten ontstaan, is ook als een teken van het einde te beschouwen, waar materiële voordelen in overmaat worden nagestreefd en het denken van de mensen volledig daardoor wordt beheerst. Maar zij die geestelijk streven, zullen deze ontwikkeling op de voet volgen met vragen en twijfels. Het zal hun onmogelijk voorkomen dat een einde zo dichtbij zal zijn, waar alles alleen van opbouw en wereldse vooruitgang, van vergroot levensgenot en daarbij van geestelijke achteruitgang getuigt. Maar u zult niet mogen twijfelen. En daarom maak Ik u er steeds weer op attent, dat Ik zal komen als een dief in de nacht. Wanneer allen in diepste sluimer liggen, dat wil zeggen: wanneer de mensen op hun lauweren rusten, wanneer ze tevreden met zichzelf zich overgeven aan de rust, wanneer ze zelf in een zekere doodsslaap zijn verzonken, dan zullen ze worden opgeschrikt midden in de nacht van hun ziel. En u zult de wereldse vooruitgang veel eerder kunnen beschouwen als een zeker teken van wat voor u ligt. Maar u zult niet onzeker mogen worden in uw geloof in mijn woord, want daarvoor moet u opkomen en daarom verschaf Ik u opheldering. Ik verhinder de mensen niet hun wereldse plannen uit te voeren. En Ik ben daar in zoverre zelf werkzaam bij, dat Ik het geestelijke tijdelijk toelaat te dienen, dat ertoe bereid is om dit ten tijde van de ontbinding al lichtere uiterlijke gedaantes te kunnen schenken. En zodoende komt nog veel van het gekluisterde geestelijke tot dienen. Er wordt harde materie los gemaakt en voor dienende doeleinden gebruikt. Er wordt met de wil van dit geestelijke rekening gehouden, en Ik alleen ben op de hoogte van de weerstand ervan en in overeenstemming daarmee help Ik het geestelijke vooruit of hinder het. Maar de schijnbare wereldse opbouw en vooruitgang zal ook vele zielen geheel van Mij vervreemden en zal ook al een aanleiding zijn om ongewoon in te grijpen. En omdat de materie het denken en streven van de mensen beheerst, moet Ik hun opnieuw bewijzen hoe vergankelijk ze is en hoe weinig de mensen in staat zijn dat wat ze opbouwden zelf te beschermen. Ik moet opnieuw mijn macht en mijn wil bewijzen, waar niets weerstand aan kan bieden. Maar Ik wil ook de mijnen er steeds weer op wijzen dat ze niet hoeven te twijfelen aan mijn woord. Dat eerder hemel en aarde zullen vergaan, maar dat mijn woord blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. U geef Ik steeds weer opheldering, maar de wereldse mensen vervreemden zich steeds meer van Mij en mijn woord raakt hen niet. Ze verzinken in de materie, ze potten aardse goederen op, ze zwelgen in genietingen van allerlei aard en naar buiten toe maakt alles de indruk van verbeterde leefomstandigheden. Maar de geestelijke toestand zakt steeds dieper en trekt het einde naderbij. En het zal komen zoals het verkondigd is: wanneer niemand het verwacht, dan zal Ik mijn stem laten weerklinken. En wanneer niemand het verwacht, zal het einde komen. Want mijn woord is en blijft eeuwige waarheid en het heeft u ook een einde en een gericht verkondigd. Amen |