BD.6799
6 april 1957
Gericht - Het "woord zelf" wordt tot oordeel
U allen zult u eens verantwoorden moeten, hoe u mijn woord
geteld hebt, dat u door mijn liefde werd aangeboden. En dit, mijn woord,
zal uw rechter zijn. Begrijp dit echter juist: Er zal geen straffende
rechter vonnissen, maar uzelf wordt alleen maar daar geplaatst, waar u
volgens uw toestand van rijpheid thuishoort.
En uw toestand van rijpheid zal in overeenstemming zijn met uw leven op
aarde - in overeenstemming met uw wil hoe deze mijn woord op zich in liet
werken. Want of u hebt u innig met Mij verbonden, als gevolg van mijn
woorden van liefde die Ik tot u richtte, of u wijst ze af en leeft er
niet naar, en zo kon uw ziel ook geen andere vorm aannemen - en ze kan
dan ook slechts in die sferen wonen die overeenkomen met haar gestalte.
Het "woord zelf" zal dus recht spreken over u, want mijn liefde
gaf het u en het moest u onherroepelijk helpen om rijp te worden, wanneer
het door u werd aangenomen. Doch het afwijzen van mijn woord is ook het
afwijzen van Mij zelf en daarom kan op deze 'tweede' afwijzing ook slechts
een verblijf in donkere gebieden volgen omdat de ziel zelf het licht schuwde
en de voorkeur gaf aan de duisternis.
Mijn woord is licht en wie het afwijst kan eeuwig niet tot het licht komen.
Daar echter de wil van de mens vrij is, bepaalt hij zo ook vrijwillig
zijn oordeel; namelijk de toestand die past bij zijn afwijzen die dan echter
geen vrije toestand meer genoemd kan worden. De ziel wordt 'geoordeeld',
betekent dus: ze wordt daarheen geplaatst, waar ze volgens haar willen
thuishoort.
Ieder mens wordt eens mijn woord aangeboden en ieder kan het horen waar
openlijk gepreekt wordt over Mij en mijn rijk. En ook hen benader Ik in
het woord die dus buiten kerkelijke gemeenten staan, die dus al een zekere
afweer tegenover Mij hebben, en dat, omdat ze vaak niet op de juiste manier
werden aangesproken. Andere mensen worden weer door gesprekken of door
het lezen van boeken op Mij en mijn woord opmerkzaam gemaakt, of ze worden
door een rechtstreeks innerlijk aanspreken in hun gedachten zo gestuurd
dat ze zich met Mij bezig kunnen houden. Dus probeer Ik op elke manier
toegang te krijgen tot de harten van de mensen om hen aan te sporen naar mijn woord te luisteren, waar en hoe het ook verkondigd wordt - maar alleen
de vrije wil van de mens bepaalt of en hoe mijn woord op hem inwerkt.
Eens echter zal het uur van verantwoording komen, het uur waarop de toestand
van de ziel openbaar wordt en deze staat verwijst haar dan onherroepelijk
naar de sfeer die bij haar past. En dan is ze geoordeeld, omdat altijd
weer mijn ordening tot stand moet worden gebracht. Gezegend echter allen
die naar Mij en mijn woord luisteren, die hun best doen zo te leven zoals
het mijn wil is, die hun door mijn woord duidelijk wordt. Gezegend zijn
dezen, want ook zij worden geoordeeld, maar voor hen zal het gericht het
uur van binnengaan betekenen in ongekende zaligheid. Ook aan hen worden
de sferen toegewezen die overeenstemmen met hun gedaante. Maar mijn woord
heeft hun een kleed van licht bezorgd, zodat ze nu in een onvermoede volheid
van licht mogen verkeren zonder te moeten vergaan - en licht is gelukzaligheid.
Begrijp, dat niet een onbarmhartige rechter zijn ambt uitoefent en de
ziel in de duisternis stoot, maar dat het een zelfgekozen lot is dat iedere
ziel tegemoet gaat. Dat echter dit harde pijnlijke lot door het aannemen
en naleven van mijn woord kan worden afgewend en dat daarom dus het 'woord
zelf' iedere ziel zal oordelen. In volledige gerechtigheid zal dit gericht
plaatsvinden, want elke gedachte, elk werk, de ware en de verkeerde liefde
- alles wordt openbaar en bepaalt zodoende het lot van iedere aparte ziel.
Als mijn woord door een mens wordt aangenomen, dan vindt reeds op aarde
een omvorming van de ziel plaats, ze hoeft dan het gericht niet te vrezen,
omdat het haar alleen maar licht en zaligheid zal brengen, terwijl daarentegen
het afwijzen van mijn woord de duisternis van een ziel alleen nog maar
vergroot, zodat ze helemaal wanstaltig het geestelijke rijk betreedt,
dus ook haar lot niet anders kan zijn dan troosteloosheid en kwelling.
Amen |