BD.6768
21 en 23 februari 1957
Heilswerking van Gods woord - Opwekking - Leven
Mijn woorden betekenen voor jullie geest en leven. Jullie
kunnen niet in de levenloze toestand van de ziel blijven, wanneer jullie mijn woorden laten doordringen in je hart, jullie moeten de kracht van mijn woord voelen en door deze kracht werkzaam worden, dus leven. Wanneer
het woord jullie harten aanraakt, dan zijn jullie dus door mijn aanspraak
met Mij in contact getreden, anders zouden jullie mijn stem niet vernemen,
ofschoon jullie woorden horen. Daarom verlang Ik van jullie, dat jullie mijn woord in jullie hart laten doordringen, dat niet alleen het oor dit
opneemt, opdat het niet slechts als lege klank aan jullie voorbijgaat.
Jullie moeten Mij zelf horen spreken, en dat zal alleen het geval zijn,
wanneer jullie je overgeven aan Hem, die tot jullie spreekt - wanneer
jullie je harten openen, wanneer jullie bewust luisteren naar wat jullie
God en Vader jullie zeggen wil. Dan ontvangen jullie waarlijk kracht in
overvloed, en komen jullie tot leven.
Wat jullie nu toekomt door mijn liefde, moet jullie het leven schenken,
omdat Ik medelijden met jullie heb, zolang jullie naar de geest nog dood
zijn. Want het is geen volmaakte toestand, waarin jullie je bevinden,
hoewel het jullie lijkt, alsof jullie in het bezit van volledige kracht,
over de aarde gaan. Met het leven, dat Ik jullie wil schenken, wordt niet
het aardse leven bedoeld. Het is het leven van de ziel, dat jullie moeten
bereiken, en dit leven is een geschenk, dat jullie allen kunnen ontvangen,
wanneer jullie er maar naar verlangen. Maar het kan jullie alleen gegeven
worden door Hem, die het Leven zelf is. De levensstroom gaat alleen van
Mij uit, maar hij stroomt onophoudelijk de mensen toe in de vorm van mijn
woord, dat de uitstraling is van de kracht van mijn liefde en daarom ook
opwekkend ten leven moet zijn, zodra dit het dode aanraakt. En deze aanraking
laten jullie ofwel toe, ofwel jullie weren haar af. En zo beslissen jullie
zelf over leven en dood van jullie ziel.
En jullie zouden daarom ook moeten begrijpen, dat Ik, die zelf het Woord
van eeuwigheid ben, door het doen toekomen van mijn woord naar de aarde,
alleen dat ene doel nastreef: leven te geven aan hen die tot dusver dood
waren, en dat daarom ook het aannemen van mijn woord van overgrote betekenis
voor jullie moet zijn - omdat het jullie met zekerheid losrukt uit een
onwaardige en onzalige toestand. (22 februari) Want geen enkele goddelijke
gave blijft zonder uitwerking, wanneer jullie mensen haar werking maar
toelaten. En daarom moet mijn woord ook een buitengewoon gunstige uitwerking
op jullie hebben, zodat jullie zijn invloed ook zelf kunnen bemerken,
jullie moeten je onherroepelijk gedrongen voelen, naar mijn woord te leven,
dus mijn wil te vervullen, die jullie door mijn woord wordt verkondigd.
Maar jullie mogen je niet verzetten, jullie moeten het gewillig aanhoren
en jullie houding door mijn woord laten bepalen, en in overeenstemming
daarmee jullie levenswandel leiden. Dan zullen jullie grootse geestelijke
vooruitgang boeken, jullie zullen de rijpheid van ziel bereiken, die nodig
is om na de lichamelijke dood het lichtrijk binnen te kunnen gaan.
Jullie hebben derhalve een zeker middel, een middel met een onmiskenbare
heilswerking voor jullie ziel. Maar slechts weinig mensen maken gebruik
van dit heilmiddel. En mijn goddelijke stroom van kracht kan hun zielen,
die ziek en ellendig hun weg over de aarde gaan en zonder succes van de
aarde scheiden, niet aanraken. Op het meest werkzame middel wordt dus
niet of nauwelijks acht geslagen, en ongewone geestelijke belevenissen,
waar meer aandacht aan zou worden besteed, kunnen niet altijd worden aangewend,
omdat ze tot geloof dwingen en de ziel daarom geen noemenswaardig resultaat
opleveren, tenzij ze de mens in zichzelf doen keren en ervoor zorgen dat
hij nu bereid is mijn woord in zich op te nemen. En mijn wijsheid weet
dit van tevoren, waardoor (23 februari) het soms lijkt, alsof een mens
door Mij met ongewone genadegaven is bedacht, die hem verzekeren van een
gemakkelijker gang opwaarts.
Ik weet in welke graad van rijpheid de ziel zich bevindt, Ik weet ook,
wanneer de weerstand van een ziel nog maar zo gering is, dat er slechts
een kleine geestelijke ervaring voor nodig is, om deze weerstand te breken.
En dan is er ook de bereidheid om mijn woord op te nemen, en nu moet deze
ziel hetzelfde werk verrichten: vrijwillig mijn woord naleven - pas dan
is de ongewone gave van genade ook benut, en dan ook zal mijn woord op
hem dezelfde uitwerking hebben, omdat het in zich kracht is en nu dus
het dode levend maakt. Wanneer Ik een mens aanspreek, dan moet dit ook
een heilzame werking uitoefenen op een doodzieke ziel, omdat deze nu rechtstreeks
met de levenskracht in aanraking komt. Maar hetzelfde resultaat kan niet
worden verwacht, waar mijn woord wordt geweerd, omdat deze afweer een
gunstige werking niet toelaat - dan is het opnieuw een zondigen tegen mijn liefde, en een zonde heeft nooit een gunstige werking tot gevolg.
Maar het zou voor jullie mensen waarachtig gemakkelijk zijn, het leven
en dus ook de kracht te bereiken. Want voor ieder mens staat de mogelijkheid
open, mijn woord aan te horen, het te lezen of in gedachten met Mij te
spreken. En hoewel hij midden in de wereld staat - het zou voor iedereen
mogelijk zijn, zich voor korte tijd af te zonderen en de ziel voedsel
te bieden; zich in mijn woord te verdiepen en dus uit vrije wil de verbinding
tot stand te brengen met Hem, die als God en Schepper moet worden erkend.
En waarlijk, Ik zou zijn wil zegenen, Ik zou hem tegemoet komen en hem
zo toespreken, dat hij steeds weer naar Mij en mijn toespreken verlangt.
Maar de wereld verdringt alle gedachten aan Mij, aan mijn woord wordt
achteloos voorbijgegaan. De gelegenheden, mijn woord aan te horen, worden
eerder als storend ervaren, en het verweer tegen mijn gave van liefde
komt zo duidelijk naar voren, dat het daarom ook niet verwonderlijk is
wanneer de mensheid steeds verder wegzinkt in krachteloosheid - wanneer
het geestelijke dieptepunt steeds duidelijker herkenbaar wordt en wanneer mijn tegenstander de heerschappij over de mensen verkrijgt, die zelfs
elke toevoer van kracht verhinderen. En zij zijn ook niet met een buitengewone
gave van genade gediend, want ook deze zou niet werken, omdat de mensen
het licht, dat hen wordt voorgehouden, niet willen zien. En daarom haalt
de mensheid zelf ook het einde van deze aarde naderbij, want er is geen
sprake meer van een grote klim omhoog, het leven als mens op deze aarde
wordt niet meer benut en is daarom ook doelloos geworden.
Er moet eerst orde tot stand worden gebracht, die een ontwikkeling opwaarts
weer mogelijk maakt. En deze orde breng Ik ook tot stand, zodra het uur
is aangebroken, zoals het sinds eeuwigheid is voorbestemd. Want de mensen
moeten het leven deelachtig worden, maar niet eeuwig in de levenloze toestand
van de ziel verblijven.
Amen |