Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6757
7 februari 1957

Predestinatie? - Verschillende mate van genade?

Geen mens mag zeggen of geloven, dat hij niet zo begenadigd is als vele van zijn medemensen en dat hem daarom een positieve ontwikkeling op deze aarde niet zo gemakkelijk is gemaakt als die anderen. Dit is een onjuiste opvatting, die elke grond mist. U zult moeten weten, dat u zich allen te midden van een stroom van genaden bevindt en dat u allen daarin zult kunnen onderduiken, om de werking van de genaden in alle sterkte te ervaren, maar dat het uw vrije wil is, of u deze werking bij u toelaat, of uit de stroom van de goddelijke liefde stapt en dus onaangeraakt blijft. En u zult ook in de eerste plaats erop moeten worden gewezen, dat de goddelijke Verlosser Jezus Christus voor álle mensen is gestorven aan het kruis, dat Hij voor álle mensen een schat aan genaden heeft verworven door Zijn dood aan het kruis, dat dus alle mensen aan de genaden van het verlossingswerk deelachtig kunnen worden, wanneer ze in Hem geloven. En tot de genaden van het verlossingswerk behoort de versterking van de wil. Deze zal dus ieder ondervinden, die in de goddelijke Verlosser Jezus Christus gelooft en Hem om verlossing smeekt. En de versterkte wil benut nu ook ten volle de genaden, die hem toestromen.

Maar ook aan de nog ongelovige zal genade in overvloed worden gegeven, omdat de liefde Gods oneindig is en ook hij de weg moet vinden naar Jezus Christus. Maar de als zodanig nog zwakke wil zal zich zelden laten aanraken door de stroom van genade. De mens zal zich afsluiten voor de genadegaven en dus kunnen ze ook niet werkzaam worden, omdat elke weerstand de werking ervan opheft. Maar de mens kan ook niet zeggen, dat het hem onmogelijk is, zich een genadegave ten nutte te maken, want zijn wil kan hij vrij richten, zoals het hem belieft, dus ook op God, of - wanneer hij Deze nog niet onderkent - op het goede. En dan wordt hij al vastgepakt door Gods liefde en een stap verder geleid. En hij zal ook spoedig leren inzien, dat hij zonder innerlijke weerstand als het ware wordt gedragen, geleid en gestuurd, naar waar genaden worden uitgedeeld. Steeds weer vloeien hem stromen van genade toe. En geeft hij zich over aan de werking ervan, dan zal hij zeer spoedig beseffen, dat ook hij buitengewoon begenadigd is, maar dat dit zijn eigen wil heeft toegelaten.

Dus genaden staan u, mensen, allen onbeperkt ter beschikking, want de genadenstroom Gods is onuitputtelijk. Maar het staat u ook allen vrij, hoe en of u de werkzaamheid van de genaden toelaat en ze benut. De liefde van God geldt al Zijn schepselen en juist de Hem nog weerstrevende mensen hebben een grote toevoer van genaden nodig. Maar nooit zullen de genaden dwingend op de mens inwerken. En daarom maakt niet de verschillend sterke toevloed van genaden het verschil tussen de mensen op aarde duidelijk, maar de wilsvrijheid.

En nog onjuister is de opvatting, dat van God uit de mensen al zijn voorbestemd om zalig te worden of verdoemd. Zo'n leer trekt de liefde van God in twijfel. Ze maakt het werk van verlossing van Jezus Christus, dat voor alle mensen werd volbracht, ongegrond. En ze zou ook het streven van de mensen naar voltooiing helemaal ondermijnen. Deze dwaalleer kan echter met een beetje goede wil en geloof worden ingezien als dwaalleer, omdat ze het Wezen Gods, de hoogste Volmaaktheid, twijfelachtig doet voorkomen. Ze zou ook een wilsvrijheid van de mens in twijfel trekken en bijgevolg het hele levensdoel op aarde, dat alleen in de vrije wilsbeslissing bestaat. En opdat deze wilsbeslissing mogelijk is en het wezen de terugkeer naar de gelukzaligheid brengt, laat God onophoudelijk Zijn stroom van genaden naar de mensen toevloeien. Dus kan ieder mens de gelukzaligheid bereiken, wanneer hij maar de genaden aanneemt en ze gebruikt.

De genaden zijn wel een onverdiend geschenk voor de mensen, omdat ze zelf zich een opzettelijk van de liefde van God hebben losgemaakt en door deze zonde alles verspeelden, wat hun als schepsel Gods eigen was. Maar de liefde van God is groter en daarom biedt ze de gevallen schepselen steeds weer de middelen aan, die een terugkeer naar Hem mogelijk maken. Ze deelt onbeperkt genaden uit. Maar ze zal nooit door genaden de wilsvrijheid aantasten of beperken. Doch het rijp worden van de mensen op aarde hangt steeds af van het aannemen van deze genaden, maar niet van de mate, die ieder mens toestroomt.

Amen