BD.6750
30 en 31 jan.1957
Gods grenzenloze liefde - Het ontsteken
van de liefde in de mens
Mijn liefde voor u is grenzenloos. Maar u zult slechts begrensd
kunnen bevatten, u zou mijn liefde niet kunnen verdragen, zou ze u in
haar volle gloed treffen en daarom laat Ik de straal van mijn liefde steeds
alleen maar in die graad op u invallen die de graad van uw eigen liefde
toelaat. Mijn liefde is grenzenloos. Doch al verneemt u deze woorden ook,
u bent niet in staat te begrijpen wat dat wil zeggen. Maar dat ene zult
u uit deze woorden kunnen opmaken; dat Ik u niet opgeef, dat Ik niet ophoud
tot Ik u voor Mij heb gewonnen, al zijn hier nog eeuwige tijden voor nodig.
U meet altijd alleen met een begrensde maat, omdat uzelf ook begrensd
bent. Maar Ik - als hoogst volmaakt, Ik zal mijn liefde, wijsheid en macht
nooit beperken, als Ik daardoor ook mijn doel bereik, dat u mijn kinderen
zult worden, die dan in alle volmaaktheid met Mij kunnen scheppen en werken.
Maar mijn wijsheid ziet ook in, dat een onbeperkte mate van liefde en
macht u schaadt, en daarom houdt zowel mijn liefde alsook mijn macht zich
in. Maar u kunt zelf de mate bepalen, want zoals u er om vraagt, zult
u ontvangen, en vraagt u veel dan ontvangt u ook veel en zult u ook onbegrensd
worden bedacht zodra uw geloof en liefde voor Mij dit toelaten.
Kunt u nu ook begrijpen, dat u dus ook in staat bent een onnatuurlijk
schijnend iets tot stand te brengen, wanneer u daar mijn liefde en macht
voor vraagt. Ik geef wat u wenst, als het om geestelijke goederen gaat,
om zaken die u mijn oneindige liefde tonen, wanneer het om licht en kracht
gaat, die u, mensen missen, maar u onbegrensd ter beschikking staan. En
de kracht van uw geloof, de diepte van uw liefde voor Mij, corrigeren
u nu zodanig, dat een overmaat aan liefdekracht u niet meer schaadt, u
integendeel steeds volmaakter zal laten worden, dus ook om op te nemen.
U weet dus nu ook dat Ik willens ben u onbegrensd te geven, maar het niet
eerder kan, tot u dit zelf door een levend geloof toelaat. En u zult daarom
niets beters kunnen doen, dan uw geloof tot leven te wekken en dan naar
Mij toe te komen met geopend hart dat nu onbegrensd mag ontvangen.
Maar voorwaarde daartoe is de liefde, en deze in u te ontsteken en steeds
gloedvoller te laten worden is de eigenlijke opgave van de mens op aarde,
die echter ieder kan vervullen wanneer hij dit wil. Van deze voorwaarde
kan Ik geen mens ontheffen, want zonder liefde blijft de mens onvolmaakt,
omdat de liefde de kracht is die hem in staat stelt alles te verrichten.
De mens hoeft alleen maar weer te streven om bij zijn oerwezen te komen,
dat liefde was, omdat hij uit de eeuwige Liefde is voortgekomen. Daarom
kan ook alleen die mens op aarde zijn doel bereiken die zich vormt tot
liefde. Hij kan dit bereiken omdat mijn liefde hem onafgebroken mogelijkheden
verschaft, waarop hij in de liefde werkzaam kan zijn en omdat in ieder
mens een vonkje van mijn liefdekracht sluimert, hij dus niet totaal gevoelloos
werd geschapen, integendeel liefde kan voelen, wanneer hij niet eigenwillig
dit vonkje in zich verstikt, wanneer hij zich niet verweert tegen elk
warmere gevoel dat in hem bovenkomt.
En ieder mens wordt door Mij steeds zo geleid dat hij in het dagelijkse
leven genoeg gelegenheden vindt waarbij zijn hart wordt aangesproken,
waarbij hij aan de impuls om liefde te beoefenen gevolg kan geven en daardoor
het vonkje doet ontbranden. Hij voelt ook bij zichzelf de weldaad van
het werkzaam zijn in liefde van de medemens, en alleen totaal verharde
mensen komen niet onder de indruk, maar kunnen zichzelf te allen tijde
veranderen, omdat de kracht van de liefde van een medemens zoiets volbrengt.
De liefde is pas het ware leven en zolang de mens zonder liefde is, is
hij dood. Maar mijn liefde is grenzenloos en zal dus ook
niet eerder rusten tot ze ook u het leven kan schenken. Mijn liefde
zal u steeds aanstralen en binnen proberen te komen in uw hart, maar altijd
alleen in die mate werkzaam kunnen zijn waarin u het zelf toelaat.
De liefde dwingt niet, ze is iets oneindig gelukkig makend, zodra ze op
een eveneens liefdevol hart straalt, dan verbindt de eeuwige Liefde zich
zelf met u. Ik vervul mijn schepsel dat zich niet meer tegenover Mij opstelt
met straling. Dan is het weer zijn oertoestand binnengegaan, het is zelf
tot liefde geworden en dus het goddelijke schepsel, dat nu echter in vrije
wil tot deze goddelijkheid komt en daarom tot mijn kind is geworden, dat
Ik nu met mijn onbegrensde liefde met stralen kan doordringen, dat scheppen
en werken kan met Mij en in mijn wil, dat eeuwig leeft in gelukzaligheid.
Amen
|