BD.6745 23 en 24 januari 1957 Het werkzaam zijn van de Geest - Gemeenschap van gelovigen Gezegend zijn, die te vinden zijn in de liefde voor Mij, wier wil het is Mij en de naaste te dienen en die gemeenschappelijk werken voor Mij en mijn rijk. Wanneer mijn geest neerdaalt naar de aarde, deel Ik gaven uit die steeds voor al mijn kinderen bestemd zijn die ze aan willen nemen. Want alle mensen op aarde hebben zulke gaven nodig en daarom moet ook alles verder worden geleid wat mijn liefde zal aanbieden, wat aan de mens, die een werkzaam zijn van mijn geest in zich toelaat, door mijn geest wordt overgebracht. Wie nu echter in de liefde vaststaat voor Mij en voor de naaste, die zal niets voor zich alleen willen houden. Integendeel, die zal zich vol ijver inzetten voor de verspreiding van datgene wat hem zelf gelukkig maakt. En zo vormt zich een "kleine gemeente" en Ik kan nu alle leden van deze gemeente aanspreken zodra Ik mijn woord naar de aarde leid. En allen die Mij liefhebben, herkennen ook de stem van de Vader als Hij tot hen spreekt, want als ze Mij liefhebben, behoren ze tot de mijnen die Ik steeds zal voorzien overeenkomstig hun verlangen. En niemand die Ik zelf aanspreek, zal zich afsluiten van de medemensen, want de kracht van mijn woord dat hem toestroomt, dwingt hem tot doorgeven, die zet hem aan tot werkzaamheid, want de kracht uit Mij wekt op tot leven. En het is waarlijk een gelukkig stemmende bezigheid, Mij en mijn rijk dichter bij de mensen te brengen, te werken in mijn wijngaard, een trouwe knecht van Mij te zijn, die Ik steeds de arbeid zal toewijzen zolang hij bereid is Mij te dienen. En op allen zal duidelijk mijn zegen rusten. Want er is op aarde geen arbeid dringender dan bezig te zijn en te werken voor het zielenheil van de medemensen. En waar deze arbeid zonder uitstel wordt gedaan, daar zal ook aards alles geregeld worden, want Ik zorg waarlijk lichamelijk en geestelijk voor de mijnen, voor allen die zich in liefde voor Mij en voor de naaste aaneensluiten, die in Mij geloven en dus de op aarde door Mij gegrondveste kerk toebehoren, die al mijn schapen verenigt waarvan Ik Zelf de Herder ben. Zoek deze kerk niet in een organisatie, maar weet dat alle organisaties leden van mijn kerk kunnen bevatten en dat dit steeds die mensen zijn, die in levend geloof vaststaan in Mij in Jezus Christus, omdat ze vervuld zijn van liefde voor Mij en voor de medemensen en die daarom ook het werkzaam zijn van mijn geest bij zich ervaren, dat het kenteken van de "kerk van Christus" is. Met dezen dus kan Ik zelf in verbinding treden, hetzij op rechtstreekse of ook niet rechtstreekse wijze, maar steeds kan Ik ze zelf toespreken en steeds zullen ze mijn stem ook herkennen als stem van de Vader, Wiens kinderen ze willen zijn. Daarom moet en zal "mijn kerk" zich ook uitbreiden op aarde. Overal zal Ik de mensen toespreken door mijn geest en overal zullen zich kleine gemeenten vormen, die echter zichzelf afbakenen tegen het rijk van mijn tegenstander, juist door de liefde en hun levend geloof, want waar deze niet aanwezig zijn, kan mijn geest niet werken en daar is dood land ondanks organisatorische bezigheid. Dus spreek Ik van een "gemeenschap van gelovigen" en van een "werkzaam zijn van de Geest in de gemeente", want het staat vast dat geen van Geest vervulde mens zich zal afzonderen. Integendeel, hij voelt zich innerlijk aangedreven zich tegenover de medemensen te uiten en zo zal zich vanzelf een kleine gemeente vormen die in mijn geest leeft en handelt en dus het woord ontplooit dat Ik haar door mijn geest zal doen toekomen. En de leden van deze gemeente zijn levende christenen, dus ook levende vertegenwoordigers van Jezus Christus die voortdurend getuigen zullen van Hem. Bij hen is ook de verlossing door Jezus Christus duidelijk, want de schuld van de zonde die de geestelijke toestand van een mens verduistert, is van hen afgenomen, die nu in helder inzicht staan, die mijn geest nu in alle waarheid kon leiden. Want het zekere teken van de verlossing door Jezus Christus is, dat mijn geest zich zal uitgieten in het hart van de mens, wat voor de kruisdood van Jezus onmogelijk was. Wie echter nog voortgaat in duisternis van geest, wie nog niet innerlijk verlicht is, die heeft nog niet de weg naar het kruis genomen, ofschoon zijn mond zich voor Hem uitspreekt. Hij heeft zijn hart nog niet totaal op Hem gericht, de liefde die hem ertoe aanzet zich helemaal aan de goddelijke Verlosser over te geven, is nog niet in hem ontstoken. Waar echter liefde is voor Mij en deze in onbaatzuchtige liefdewerken bij de naaste tot uitdrukking komt, daar zal ook mijn geest afdalen. En in het licht dat Hij uitstraalt, herkennen de mensen elkaar die gelijk gezind zijn en ze komen samen in mijn naam. En dan uit zich mijn geest. Hij spreekt allen toe die hun harten openen en Mij horen willen. Daarom zullen zich overal kleine gemeenten vormen en ze zullen voortkomen uit alle geestelijke richtingen, want overal en in alle geestelijke richtingen zullen mensen te vinden zijn die vervuld zijn van liefde, die de innige aaneensluiting met Mij tot stand brengen en die de geestvonk in zich tot leven wekken. Op dezen nu daalt mijn geest neer en vanaf dat ogenblik zal Hij de straal van het liefdeslicht van boven verder leiden en ook aanhang vinden, mensen die zich aangesproken voelen door Mij, die de genadestroom van mijn liefde in hun harten binnen laten stromen en die nu allen weer ijverig werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk. Daarom moet nooit naar kerkgenootschap worden gevraagd, maar alleen acht geslagen worden op de geest die een kleine gemeente vervult. Want het "werkzaam zijn van mijn geest" moet duidelijk zijn, om nu de gemeenschap van de gelovigen toe te behoren waaruit de kerk bestaat die Ik op aarde heb gesticht. Vat al mijn woorden geestelijk op en tracht dit inzicht te verkrijgen terwijl u zich door mijn geest zult laten verlichten - wat echter steeds een levend geloof vooropstelt dat door de liefde tot leven is gekomen. Maar beschouw niet elk ongewoon gebeuren als werkzaam zijn van de Geest, want ook mijn tegenstander komt ongewoon tevoorschijn. Maar hij zal niet uw geest verlichten, doch u steeds verder de duisternis in drijven. Waar echter liefde en geloof is, waar Jezus Christus zelf werkzaam kan zijn omdat de liefde Hem herkent en erkent, daar is geen werkzaam zijn van de tegenstander meer mogelijk, daar zal Ik zelf werkzaam zijn door mijn geest. Amen |