Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6710
9 december 1956

Slechte gevolgen van de dwaalleren

Alleen waar de waarheid is, is ook het licht. En daarom kunnen mensen, die op een dwaalspoor werden geleid door verkeerde leerstellingen, geen samenhang ontdekken. In hen is het donker en het is hen onmogelijk in deze toestand zonder licht mijn beeld juist te zien. Hen wordt een vertekend beeld van Mij gegeven en daarom kunnen ze Mij ook niet echt liefhebben. Veel meer vrezen ze Mij alleen als een god van wraak en straffende rechter, terwijl de zuivere waarheid van Mij een beeld onthult, waartoe ze zich voelen aangetrokken, dat in hen liefde opwekt, omdat het Mij zo laat zien, zoals Ik ben: een God van liefde, een Vader van Zijn kinderen, een Heer, wie al Zijn dienaren trouw zijn toegedaan. Wanneer de mensen voor hun God en Vader liefde zouden voelen, dan zouden ze niet zondigen. Ze zouden steeds alleen mijn wil proberen te vervullen en dus een leven leiden in goddelijke ordening. En wanneer de mensen steeds alleen de waarheid zou worden voorgehouden, dan zouden ze Mij ook moeten liefhebben. Maar hoe ziet het er in de wereld uit?

Het geestelijk lage niveau der mensen, de liefdeloosheid, bewijzen, dat de mensen zich niet in het licht van de waarheid bevinden, dat hen dus verkeerde leren over Mij en onjuist denken is overgebracht, daar ze anders niet in deze duisternis zouden kunnen leven. Maar de mensen zijn ook niet meer in staat, het licht van de waarheid in ontvangst te nemen. Hun blindheid is zo erg, dat er geen lichtstraal meer doordringt en dat daarom ook de waarheid niet meer wordt ingezien. Het is mijn tegenstander gelukt, het nachtelijke duister zoveel dieper te maken, dat een mens zelden de weg naar het licht van de morgen kan vinden en toch wordt ook deze ondoordringbaar schijnende nacht verlicht door opflitsende lichten. En steeds weer wordt de mensen in dit lichtschijnsel een weg getoond, die uit het donker wegvoert naar het licht van de dag. En ook aan de volledig blinden worden gidsen meegegeven, die hen hun leiding aanbieden. En alleen een beetje goede wil is nodig.

Maar waar de wil ontbreekt, zal niet veel tot stand worden gebracht. Maar aan alle mensen wordt eens het beeld van hun God en Vader van eeuwigheid duidelijk voor ogen gesteld. Dat wil zeggen ieder mens zal ook eenmaal de waarheid aangeboden krijgen en Ik zal hem zo worden voorgesteld, zoals Ik werkelijk ben: als een volmaakt Wezen, als Liefde, Wijsheid. En ieder mens kan dit beeld van Mij in zich opnemen en het steeds weer bekijken. En het zal hem steeds helderder en lichtender voorkomen en niet meer uit zijn gedachten verdwijnen. Maar hij kan ook onwillig zijn blik afkeren. Dan blijft het donker als de nacht in zijn hart en de hem aangeboden waarheid zal zijn hart niet beroeren.

Maar wat een vals beeld van Mij betekent voor de geestelijke ontwikkeling van de mens, is duidelijk herkenbaar aan het lage geestelijke niveau van de mensen, want de mensen zouden nooit zo diep zijn gezonken, wanneer hen steeds waarheid zou zijn aangeboden. Nooit zouden ze zich door juiste leringen zover van Mij hebben kunnen verwijderen, zoals het echter door dwaalleren al is gebeurd. Want het geloof in Mij is verloren gegaan bij diegenen, die gewillig waren te geloven, maar die zich door dwaalleren verstoten voelden en niet vroegen om het rechtzetten ervan - de waarheid - door Mij zelf, omdat het voor hen moeilijk was aan zo'n wezen te geloven, zoals het geleerd werd.

Dwaalleren zijn het wapen van mijn tegenstander en deze zijn steeds tegen Mij gericht, dus zijn ze ook heel erg geschikt om het geloof aan Mij de grond in te boren, wat mijn tegenstander beoogt. En zo moet ook de oorzaak van het hand over hand toenemend ongeloof worden gezocht in de verbreiding van onjuiste geestelijke leren; in de vertekening van het beeld, dat de mensen van Mij is voorgehouden. En alleen de zuivere waarheid kan Mij zo aan de mensen uitbeelden, dat ze Mij kunnen liefhebben en weer de juiste verhouding tot Mij tot stand brengen. Alleen het helderste licht kan de duisternis verjagen, maar ook alleen pas dan, wanneer de mensen zelf de ogen openen en ziende worden.

Amen