BD.6709
8 december 1956
"Aan wie ge de zonden zult vergeven"
Als u de woorden van de schrift alleen naar de letter leest,
dan zal er veel voor u onbegrijpelijk zijn of u zult de woorden verkeerd
uitleggen. Want de letter doodt - pas de geest maakt levend. Dus moet
men een verlichte geest hebben om de zin van de woorden, die Ik sprak
toen Ik over de aarde ging, te begrijpen en uit te leggen. Mijn discipelen
begrepen Mij, want ieder woord dat uit mijn mond kwam werd hen ook door mijn geest onthuld. Want deze hulp moest Ik hen geven omdat voor mijn
kruisdood mijn geest nog niet zo werkzaam in hen kon zijn, als na het
volbrachte verlossingswerk. Nu echter is het voor ieder mens mogelijk
het werken van mijn geest in zich toe te laten als hij welbewust de genade
van het verlossingswerk benut, als hij zichzelf nu door de liefde zo ontwikkelt
dat hij tot een opnamevat van mijn geest wordt, die hem dan onderwijst
en in de waarheid binnen leidt zoals Ik het beloofd heb. Deze mensen zullen
dan ook de zin van mijn woorden verstaan: "Aan wie ge de zonden
zult vergeven die zijn ze vergeven, en aan wie ge ze laat houden die zijn
ze gehouden".
Ik sprak deze woorden tot mijn discipelen van wie Ik wist dat zij na het
uitstorten van mijn geest helder en duidelijk de aard van de mensen zagen
die tot hen zouden komen met ziekten van allerlei soort omdat zij beladen
waren met schuld. Ik wist dat zij bij mijn discipelen genezing zouden
zoeken, en Ik wist ook wie van hen zich door zijn schuld belast voelde
- en wie alleen maar van zijn ziekte genezen wilde worden. En dit alles
wisten ook mijn discipelen, wier geest was verlicht en die nu geheel mijn wil hadden aanvaard, die geheel volgens mijn wil wilden leven en handelen.
En dus gaf mijn geest hen ook instructies toen zij na mijn dood hun ambt
uitoefenden en mijn leer in de hele wereld verbreidden. Ook zij zagen
nu wie vergeving van zonden - genezing van ziekten waardig was, en wie
nog zo zeer in de zonde vastzat, zodat hij de zonde niet wilde mijden,
maar alleen zijn ziekten kwijt wilde raken. Ik gaf dus met deze woorden
alleen aan de discipelen de belofte dat zij de toestand van de mensen
juist zouden inzien en precies zo zouden handelen zoals de geest uit Mij
het hun ingaf. Dus een ware discipel, iemand die door een juist leven
in liefde tot een opnamevat van mijn geest is geworden, is een mens in
wie Ik nu ook zelf kan werken door mijn geest, die ook verlicht zal zijn
en mijn woorden naar hun betekenis kan uitleggen.
En mijn woord behield ook zijn geldigheid, namelijk dat steeds weer die
mensen voor hun gebreken genezing vinden, die Mij berouwvol hun zonden
belijden, die zich in dit geloof aan Mij zelf of aan een met mijn geest
vervulde dienaar toevertrouwen, zoals echter ook diezelfde dienaar door
innerlijke onderrichting inziet waar het dit berouwvolle innerlijke bekennen
aan schuld ontbreekt, en waardoor dan ook geen genezing kan plaatsvinden.
Ik sprak deze woorden tot mijn discipelen. Tot hen, wier harten Ik kende
en wier bereidwilligheid om mijn geest te ontvangen hen ook geschikt maakte
als mijn apostelen de wereld in te gaan en mijn evangelie te verkondigen
aan alle volkeren. En dezelfde woorden golden dus ook voor hun opvolgers.
Ik versta echter onder opvolgers diegenen, die in levenswandel, in de
eigen vorming tot liefde, in dezelfde geestelijke rijpheid de voorwaarden
geschapen hebben, die het werken van mijn geest in hen toelieten. Nooit
echter zijn zij bedoeld, die zich alleen maar op dezelfde plaats hebben
neergezet zonder ooit de uitstorting van mijn geest aan of over zich ondervonden
te hebben. Deze laatsten kunnen dan ook niet mijn woorden als tot hen
gericht zijnde aannemen en zij zullen daarom ook "noch zonden kunnen
vergeven noch zonden laten behouden".
Bedenk welk een zinloze misvorming van mijn woorden er ontstond door een
leer, zoals die nu de mensen wordt aangeboden. Dat mensen zich aangesteld
voelen om hun medemensen zonden te vergeven of niet. Mensen die het ontbreekt
aan iedere geestelijke rijpheid, te zien aan het merkbaar werken van de
geest. Slechts zelden kan mijn geest zich duidelijk openbaren, omdat daar
een diepe liefde en een levend geloof voor nodig is. Maar duizenden en
vele duizenden vergeven zonden en geloven, dat zij daartoe van Mij het
voorrecht hebben ontvangen. Waar echter mijn geest aan het werk is proberen
zij dit te verhinderen. Waar de zuivere waarheid opheldering probeert
te geven, wordt er het werken van satan voor in de plaats gesteld, wat
weer bewijst welk een geestelijke blindheid daar heerst, waar de mensheid
zelf het heil zoekt. Maar de duisternis is daar reeds zo diep, dat daar
geen licht wordt opgevangen. Steeds kan de mensen alleen de liefde gepredikt
worden, want alleen een leven in liefde ontsteekt een licht, en alleen
een mens doorgloeid van liefde herkent de waarheid en schrikt dan terug
voor zulke dwaalleren.
Zonder liefde is ieder woord vergeefs, het wordt niet begrepen, maar steeds
wordt zijn betekenis verdraaid. Alleen de liefde brengt verlichting van
geest, alleen de liefde geeft inzicht in mijn woord. En pas als u door
de liefde tot ware discipelen wordt, kunt u zich ook als opvolgers van
de vroegere discipelen beschouwen. Dan zult u ook een verlichte geest
hebben en de waarachtig berouwvolle zondaars de zekerheid van de vergeving
van hun schuld kunnen schenken, omdat u dan ook weet dat Ik zelf Mij om
iedere zondaar bekommer en hem vergeef die in berouw en schuldbewustzijn
tot het kruis komt. En Ik zal waarlijk ook hun lichamelijke gebreken genezen.
Ik zal de dienaren wier geest ontwaakt is grote kracht verlenen en zo
zal vervuld worden: "Aan wie ge de zonden vergeeft die zijn ze vergeven,
en aan wie ge de zonden laat houden die zijn ze behouden". Want
het is mijn geest, die in hen werkt.
Amen |