BD.6704
2 december 1956
Belofte van Gods hulp - Standvastigheid in het geloof
In elke geestelijke en aardse nood zult u tot Mij toevlucht kunnen nemen en Ik zal u bijstaan zoals Ik het beloofd heb. U zult nooit moeten twijfelen aan mijn liefde of mijn macht, integendeel weten dat mijn liefde voortdurend naar u uitgaat en dat Ik mijn macht steeds zal gebruiken waar er maar voor u geen schade voor de ziel uit zal voortvloeien. En als u tot Mij komt, als u Mij innig en vol vertrouwen vraagt, is ook uw ziel niet in gevaar, want dan heb Ik bereikt wat Ik door de nood wilde bereiken, dat u naar Mij zult komen, dat u Mij zult roepen en daardoor Mij erkent als uw God en Vader van eeuwigheid. Weliswaar kan uw ziel zich al geheel aan Mij hebben gegeven en toch werkt de wereld nog op u in en leidt uw gedachten steeds weer van Mij af. En ook al zal Ik u niet verliezen, u verliest zich echter tijdelijk in een ander, werelds gericht denken. Het innige verlangen naar Mij neemt af, het geestelijk streven vermindert en dan hebt u weer kleine slagen van het lot, noden of leed nodig, opdat u weer zelfbewust wordt en de oude vertrouwelijkheid tot Mij herstelt.
De wereld is uw vijand. En tegenover deze wereld moet Ik soms middelen gebruiken opdat Ik u, die nog niet vast genoeg in Mij verankerd bent, niet helemaal aan de wereld verlies. Maar Ik moet ook proberen u, die al de mijne bent maar in standvastigheid in het geloof nog zult moeten toenemen, steeds vaster aan Mij te binden. En daarom treffen ook u noden en leed, u die alleen uw band met Mij moet versterken en dus ook uw geloof die bevestiging ervaart die u nodig zult hebben in de komende tijd. In elke geestelijke en aardse nood zult u naar Mij moeten komen. Steeds ben Ik bereid te helpen. En geen verzoek van u zal Ik afslaan, zodra u Mij maar echt vertrouwt, dat Ik als Vader wel weet wat u baat en u altijd zo bedenk zoals het u tot heil strekt. U kent mijn gedachten niet, u weet mijn plannen niet, maar u moet Mij volledig vertrouwen dat Ik voor alles wat er gebeurt mijn reden heb en dat steeds alleen liefde aan alles ten grondslag ligt, ook wanneer u dat onbegrijpelijk toeschijnt. En zodra u in dit volle vertrouwen op mijn liefde en mijn macht u aan Mij overgeeft, u dus geheel aan mijn wil aanpast, u buigt en ook gelaten uw last draagt wanneer Ik u die heb opgelegd, dan zal uw vertrouwen waarlijk niet voor niets zijn geweest en vaak op wonderbaarlijkste wijze zult u meemaken hoe mijn liefde en macht bij u werkzaam zal zijn.
Waartoe geen mens in staat is, dat is voor Mij als uw God en Vader steeds mogelijk. Daarom is er ook niets wat voor Mij onmogelijk zou zijn het tot stand te brengen, er is niets wat u hopeloos hoeft te laten worden. Alleen uw volste vertrouwen en uw totale overgave aan mijn wil zult u Mij moeten schenken, dan geeft u mijn liefde en mijn macht aanleiding om bij u werkzaam te worden. En u zult steeds indachtig moeten zijn dat elke dag voor u een genade is, omdat u uw zielenrijpheid zult kunnen vergroten zodra u elke dag ten volle benut doordat u werkt aan uzelf en ook uw medemensen opheldering geeft die door leed getroffen zijn. Het leed moet volbrengen wat de eigen wil nog niet heeft volbracht, het leed moet leiden naar God, naar Mij Die elk leed ook kan uitbannen door mijn macht. De mens moet niet klagen wanneer hij door nood en leed is getroffen, veeleer naar Mij zijn toevlucht nemen, Die waarlijk kan en wil helpen wanneer de mens in Mij gelooft. Aardse en geestelijke nood zult u Mij moeten toevertrouwen en waarlijk, Ik zal diegenen zichtbaar bijstaan die geheel gelovig zich tot Mij wenden in innig gebed.
Amen |