BD.6678
26 oktober 1956
Vriendschap van de Heer - Het voortijdig wegroepen
Hoe eenzaam bent u, mensen zonder Mij, ofschoon u van de
aardse vrienden er vele zult kunnen opsommen. Ze kunnen u elk uur verlaten,
ze kunnen elk ogenblik worden weggeroepen en u alleen achterlaten en niemand
kan u de zekerheid geven dat hij klaar staat u hulp te bieden, wanneer
u hem nodig hebt. Want deze vrienden van u zijn mensen die nog niet volmaakt
zijn en daarom ook tekort kunnen schieten. Hebt u echter Mij uitgekozen
uw Vriend en Broeder te zijn, heeft u zich bij Mij aangesloten, dan zult
u ook zeker in elke nood en benauwenis op Mij kunnen rekenen, want Ik
zal u nooit verlaten, nooit zal Ik van u weggaan of werkeloos toezien,
als u in nood komt.
U bent onmetelijk rijk te noemen als u mijn vriendschap voor uzelf hebt
verworven, wat uitermate makkelijk is wanneer u maar deze vriendschap
wilt, wanneer het uw verlangen is u in algehele liefde aan Mij over te
geven. Want ook Ik verlang naar u en kom u daarom dadelijk tegemoet, wanneer
Ik deze wil van u zie.
Een weg over de aarde zal zonder Mij nooit een succes worden, ook al is
u aards een geregeld leven met schijnbaar succes beschoren. Maar de ziel
verkrijgt niets gedurende haar leven op aarde en daarom is dit tevergeefs
geleefd. Daarom zeg Ik: Hoe eenzaam bent u, mensen zonder Mij, omdat Ik
daarmee het lot van de ziel die door niemand terzijde wordt gestaan en
haar helpt volmaakt te worden, te kennen geef. Zouden toch alle mensen
minstens een poging willen doen zich aan hun God en Schepper, hun Vader
van eeuwigheid, toe te vertrouwen, Hem een plaats in hun hart te geven
en zich door Hem als Vriend en Broeder raad te laten geven. Maar waar
het geloof aan Mij ontbreekt of het geloof slechts een dood geloof is,
daar wordt niet aan Mij gedacht en ook wordt er geen beroep gedaan op mijn hulp, maar van het aardse leven wordt bewust ten volle genoten in
een zelfverzekerdheid die duidelijk karakteriseert door wie de mensen
worden beheerst. En hun ziel blijft eenzaam, omdat de vrienden in de wereld
haar niet dat kunnen geven wat ze nodig heeft.
Een leven zonder Mij kan niet naar het doel leiden en daarom beëindig
Ik heel vaak voortijdig de gang over de aarde van een mens, om hem in
het rijk hierna nog de mogelijkheid te geven, een stap verder te komen,
wat weliswaar ook nog de vraag is, maar toch nog mogelijk. En vóór
het einde van deze aarde moet mijn barmhartigheid nog zo vele wonden slaan,
wat kan bijdragen tot de genezing van de zieke ziel, hetzij door een plotseling
wegroepen van deze of door noden en lijden van andere aard, die al in
het aardse leven opvoedend van invloed op de mensen kunnen zijn, Ik moet
hen in zulke moeilijkheden brengen, dat ze omzien naar een Helper om dan
zelf dichter bij hen te komen, om dan door hen als Vriend en Broeder te
worden herkend, aan wie ze zich nu onvoorwaardelijk toevertrouwen. Een
leven zonder Mij is een nutteloos leven en zal daarom meestal samen gaan
met aards succes, omdat mijn tegenstander daar kan werken waar mijn tegenwoordigheid
is uitgesloten, Maar Ik probeer bij ieder mens dichterbij te komen en
daarom zal ook ieder mens af en toe ongewoon moeten strijden en mislukkingen
hebben te boeken, en dan verwacht Ik dat hij zich tot Mij wendt. Is dit
tevergeefs, dan is ook mijn tegenstander weer aan het werk en de verwijdering
van Mij wordt steeds groter. De ziel wordt steeds beklagenswaardiger en mijn erbarmen bevrijdt haar dan dikwijls van haar omhulsel en dan begint
er in het hiernamaals het worstelen om deze ziel, dat ze daar haar eenzaamheid
en ellendige toestand inziet en zich nu tot Hem wendt die alleen haar
kan helpen. Maar haar berouw zal eens heel groot zijn, wanneer ze inziet
hoe weinig ze het aardse leven heeft benut en hoe weinig ze heeft bereikt,
omdat ze Mij die haar waarlijk juist zou hebben geleid, niet naast haar
liet gaan.
Amen |