BD.6677
25 oktober 1956
"Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven"
"Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven." Met deze woorden trachtte Jezus de mensen het belang van Zijn werkzaam zijn op aarde duidelijk te maken. Hij wilde hen erop wijzen dat ze niet aan Hem voorbij mochten gaan wanneer ze tot leven wilden komen, dat ze van Hem zelf de waarheid in ontvangst moesten nemen en daarom dus ook Hem aanhoren, Hem aandacht moesten schenken. Hij gaf zich zelf te kennen als de Weg en maande daarom de medemensen tot navolging aan. Ze moesten dezelfde weg gaan als Hij, de weg van de liefde en het lijden. En daar Hij zich zelf als de "Weg" aanduidde, kan dus de goddelijke Verlosser niet worden omzeild. Ieder mens moet Hem onderkennen en erkennen, daar hij anders niet de weg gaat naar het eeuwige leven. Jezus bestempelde zich eveneens als de "Waarheid" en met deze woorden maakt Hij kenbaar dat Zijn woord de eeuwige waarheid is, dat Hij alleen de mensen de waarheid kan brengen en daar de waarheid haar oorsprong heeft in God, legt Hij ook van zich zelf getuigenis af dat Zijn aardse lichaam drager van de eeuwige Godheid is. Verder kenmerkt Jezus zich als het "Leven." Hij is het summum van kracht en licht. Hij is dat wat deel is van al het volmaakte dat in vrijheid, licht en kracht kan scheppen en werkzaam zijn. En wie tot deze staat van vrijheid, licht en kracht wil komen, die moet de weg nemen via Jezus Christus en hij zal leven in eeuwigheid.
Geen mens die ooit op aarde leefde, heeft deze woorden kunnen uitspreken die de mens Jezus uitsprak: "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven." Want alle profeten tevoren spraken in opdracht van God en ze wezen voor het merendeel op Hem Die dan komen zal, op Hem Die van zich zelf heeft gezegd: "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven." Want in Jezus betrad God zelf deze aarde en Hij lokte de mensen op de juiste weg die naar het eeuwige leven leidt. Want de mensen waren dood in hun geest en zouden ze weer tot leven moeten komen, dan moest hun een weg worden gewezen en moest hun de waarheid worden verkondigd die ze niet meer inzagen omdat ze in de duisternis vertoefden. En de mensen zouden eraan moeten denken dat ze op aarde in grote duisternis voortgaan en aan deze woorden, dat ze in duisternis zullen verblijven zolang als ze zich verre houden van Jezus Christus, wanneer ze nog niet de juiste weg hebben betreden waar waarheid en leven voorzeker hun verrijking is.
Alleen aan deze woorden zult u mensen moeten denken, om dan ook te weten dat er geen "leven" kan bestaan zonder Jezus Christus en dat ook het ware denken en het ware weten alleen deel is van diegene die Jezus Christus erkent. Dat nooit de mensen zich in de waarheid kunnen ophouden die nog ver van Hem afstaan, voor wie het verlossingswerk van Jezus nog een twijfelachtig begrip is, die zich innerlijk nog niet voor Hem hebben uitgesproken, dus nog niet verlost zijn van zonde en dood. Hun ontbreekt de waarheid en het leven, want ze zijn op de verkeerde weg omdat Jezus Christus alleen de Weg is die naar de waarheid en het leven leidt.
Deze woorden van Jezus zouden ernstig overdacht moeten worden, want ze schetsen heel duidelijk het lot van diegenen die niet in Hem geloven: dwaling en dood. Het aardse bestaan is de mensen echter gegeven om uit de dood op te kunnen staan tot het leven, om uit de toestand van onwetendheid, van duisternis tot het heldere licht van de waarheid te komen. En de mensen is de weg gewezen: de goddelijke Verlosser Jezus Christus te volgen Die zich zelf als de Weg kenmerkt. En geen mens zal in de duisternis van de dood wegzinken die zich aan Hem vasthoudt, die naar Hem roept, die Hem smeekt dat Hij zich over hem moge ontfermen in het donkere dal op aarde. En al dezen zal Hij met Zijn stem lokken om Hem te volgen, en zijn weg zal zeker naar het doel leiden. Hij zal in licht en kracht leven in eeuwigheid en nooit gedoemd zijn te sterven.
Amen |