BD.6652
24 september 1956
Het op de juiste waarde schatten van het leven op aarde
Jullie kunnen niet de zaligheid inschatten, die het geestelijke
rijk jullie zal schenken, wanneer jullie je in je wezen zo door het
aardse leven gevormd hebben, dat jullie bezit kunnen nemen van het lichtrijk.
Het kan jullie ook niet aanschouwelijk worden gemaakt, omdat jullie dan
in een zekere dwangmatige toestand jullie leven op aarde zouden leiden
en het doel daarvan dan volledig gemist zou worden. En ook al wordt het
jullie als waar voorgesteld, toch ontbreken de bewijzen, wat echer ook
zijn reden heeft voor de wilsvrijheid, die daardoor in gevaar zou worden
gebracht. Maar zoveel kan en moet jullie gezegd worden, dat het meest
moeilijke leven op aarde in nood en verdrukking, in ziekte en ellende,
duizendmaal vegoed wordt door alle gelukzaligheid en dat jullie terugblikkend
niet zullen kunnen begrijpen, dat het jullie zwaar viel, wanneer jullie
offers moesten brengen, omdat jullie de tijd op aarde dan ook als een
vluchtig moment voorkomt en nu de gehele eeuwigheid in gelukzaligheid
voor jullie ligt.
Jullie mensen hechten, werelds beschouwd, te veel waarde aan jullie leven
op aarde. Geestelijk is het weliswaar van betekenis voor jullie, omdat
een juist geleefd aards bestaan jullie juist een zalige eeuwigheid verschaffen
kan. Maar wat dit aards bestaan jullie aards biedt, is volkomen nutteloos
en biedt jullie slechts welbehagen voor een ogenblik, gemeten naar de
eeuwigheid. Jullie moeten dat steeds in gedachten houden, dat jullie eens
niet zullen kunnen begrijpen, dat jullie plezier beleefden aan dingen,
die geen enkele geestelijke waarde hadden - en jullie zullen iedere ziel
dankbaar zijn, die jullie tijdens het aardse leven juist die waardeloosheid
voorstelde en jullie blik op andere doelen deed richten. Maar zolang jullie
mensen op aarde leven, zal jullie zulke aanwijzingen niet bevallen en
daarom ook de woorden van Jezus: "Het hemelrijk lijdt geweld, en
alleen wie geweld aanwendt, trekt het hemelrijk naar zich toe".
Zouden jullie je eens proberen voor te stellen, welke eindeloos lange
tijd, wat de ziel betreft, jullie al op aarde verblijven en dat de eeuwigheid
voor jullie ligt, dan zouden jullie ook de korte tijd van het leven op
aarde beter op waarde weten te schatten, jullie zouden weten, dat het
werkelijk slechts een ogenblik is en dan zouden jullie ook gaarne de vreugde
van dit ogenblik willen opgeven gezien de zaligheid, die jullie door overwinning
van jullie zelf verwerven. Jullie wilsproef bestaat juist hieruit, dat
jullie niet streven naar het deel van Gods tegenstander, maar jullie bestemming
in God zien. En wanneer jullie mensen nu zo duidelijk hulp geboden wordt,
doordat jullie kennis gegeven wordt over het doel van jullie leven, wanneer
jullie ogen worden geopend, zodat jullie in staat zijn te zien wat de
blinde niet ziet, dan moet het doel jullie toch lokken, want het leven
op aarde duurt niet eeuwig en kan voor de enkeling zelfs al de komende
dag afgelopen zijn.
Jullie aards bestaan is onzeker, omdat jullie geen enkele zekerheid hebben
er lang van te kunnen genieten - het geestelijke leven echter is voor
ieder van jullie zeker, alleen kan het zeer verschillend vorm gegeven
zijn. En dat bepalen jullie zelf door jullie houding tegenover het aardse
leven. Desondanks hebben jullie het recht en de plicht, ook in het leven
op aarde de plaats in te nemen, die jullie toegewezen is. Dus wordt jullie
ook levensvreugde niet onthouden, en God verlangt van jullie geen kluizenaarschap,
niet een zich volledig terugtrekken uit de wereld. Maar jullie moeten
je niet door de wereld laten beheersen, jullie moeten haar beheersen,
jullie moeten de wereld aan je dienstbaar maken, zoals het Gods wil is
- maar als zin en doel van het bestaan op deze wereld steeds de geestelijke
ontwikkeling zien, die jullie ook tijdens het leven op aarde kunnen bereiken.
Niet "de wereld" moet het volledige denken van de mens vervullen,
maar de geestelijke gedachten moeten overheersen, dan zal de wereld ook
geen gevaar meer zijn, ofschoon de mens zich te midden van de wereld ophoudt.
En steeds moet de mens zich ervan bewust zijn, dat het leven op aarde
niet een doel op zichzelf is, maar het middel tot het doel. Wie zich deze
gedachten eigen maakt, die is ook niet tevreden met wat de wereld hem
biedt. Hij zoekt en streeft hogere doelen na, en voor hem heeft de wereld
aan gevaar ingeboet, hij zal in de wereld niet meer de vervulling vinden,
omdat hij haar eigenlijke waarde of ook waardeloosheid herkend heeft.
Bovendien heeft God de mens in zijn schepping veel geschonken, waaraan
de mens gerust vreugde kan beleven, evenals Hij het ook aan de mens zelf
overlaat, zich redelijkerwijs te verheugen in alle dingen, als steeds
maar Hij zelf het doel is en blijft, dat de mens boven alles stelt.
Amen |