BD.6637
6 september 1956
De angst om te sterven - Het van tevoren schouwen in het geestelijke rijk
De geestelijke dood is veel verschrikkelijker dan de aardse dood. Het is de geestelijke dood welke de mensen die angst hebben voor de lichamelijke dood onbewust vrezen. Want het is de angst wat er na de lichamelijke dood van hen terecht zal komen. Een angst die juist die mens overvalt die niet aan een voortleven na de dood gelooft. Het is de ziel die voelt dat zij in een armzalige toestand is, en die dit bewustzijn als angst op het lichaam overdraagt, dat zich daarom tegen het sterven verweert zolang het hem mogelijk is.
De angst voor de dood is een ongewild toegeven van de onrijpheid van de ziel, want het ontbreekt die mens aan elke kennis en daarom aan een vertrouwen op Gods barmhartigheid, de hoop op hulp, die haar toch te allen tijde zou worden verleend als zij om hulp zou vragen. Zij bevindt zich in een volslagen duister en vreest onbewust een nog diepere nacht, die zij tegemoet gaat. Een uitgerijpte ziel zal haar laatste uur volkomen rustig verwachten. Zij verlangt naar de bevrijding uit haar lichamelijk omhulsel. Zij geeft zich over aan Hem in wie zij gelooft, en beveelt zich in Hem en Zijn genade aan. En vaak mogen deze zielen reeds vóór hun dood een blik werpen in het rijk dat hen wacht. En stralend van geluk openen zij de ogen, om ze dan voor altijd te sluiten en hun lichaam te ontvluchten, om binnen te gaan in het rijk dat zij mochten aanschouwen. De angst voor de dood is een duidelijk teken in welke gesteldheid de ziel zich bevindt. Aan zulke zielen moet veel hulp verleend worden van de kant van de medemensen, opdat zij nog in de laatste minuut ontwaken en zich tot die Ene wenden, die hen helpen wil en kan.
Een ieder kan een innig, stil gebed tot Jezus Christus laten opstijgen als hij met een ziel meeleeft die in angst met de dood worstelt, en die hij helpen wil innerlijke rust te vinden. Want deze ziel zal die hulp gewaarworden en het laatste redmiddel aangrijpen. En zij wordt, als zij haar lichaam verlaat, door de liefde van de medemens naar Jezus Christus gedragen, die Zijn oor niet sluit voor een innig gebed om hulp. Daarom moeten de mensen zich in het bijzonder ontfermen over hen die angst hebben te sterven, want door die angst bekennen zij dat zij nog ver afstaan van het licht, van het juiste inzicht en daarom ook van God. De angst voor de dood bewijst dat zij hulp nodig hebben, anders zou een zalige rust hen vervullen als zij het uur van scheiden van deze aarde aan voelen komen.
En het is een werk van zeer grote barmhartigheid en liefde om een bange ziel bijstand te verlenen, die nu alleen nog daarin kan bestaan dat de Redder Jezus Christus zelf wordt aangeroepen opdat Hij zich over deze ziel moge ontfermen. En deze liefdevolle smeekbede zal gehoord worden en kan voor de ziel haar redding betekenen, zodat zij gespaard blijft voor de duistere nacht.
Amen |