BD.6633
1 september 1956
Aardse grenzen kunnen overschreden worden op geestelijke
wijze
Van Mij uit zijn aan u, mensen niet die grenzen gesteld die
u zichzelf indenkt. U bent niet in die mate beperkt zoals u het zelf denkt,
want u zult op geestelijke wijze steeds kunnen bereiken wat u onbereikbaar
voorkomt. Maar deze geestelijke weg moet u in vrije wil bewandelen, hij
is gesloten voor hen die deze wil niet kunnen opbrengen zich geestelijk
met Mij in verbinding te stellen.
Dezen dus zijn beperkt, zowel in hun kennis als ook in de kracht, maar
van Mij uit weer niet zo geschapen zoals ze zijn, veeleer hebben zij zichzelf
in deze toestand gebracht, die zodoende ook een toestand van beperktheid
is.
Nooit moest een mens de woorden uitspreken: "Niemand kan dat weten",
of, "Dat zal een mens nooit kunnen doorgronden", want deze
woorden bewijzen alleen, dat hij nog geen nauwe verbinding met Mij tot
stand heeft gebracht. Ze laten zien dat zijn geestestoestand nog laag
is en dat hij zelf nog niets gedaan heeft om tot het licht - tot inzicht
te komen. Zolang de mens nog in zondigheid op aarde leeft, dat wil zeggen: zolang
hij nog niet door Jezus Christus verlost is van de oerzonde die hem de
duisternis van de geest bezorgde, kan het ook niet licht in hem worden.
Is echter de verlossing door Jezus Christus voorafgegaan, dan is ook het
werkzaam zijn van mijn geest in de mens mogelijk - en dan vallen alle
grenzen weg. Dan geeft mijn geest hem het weten dat zijn verstand alleen
hem niet kan schenken. Maar hij kan ook grotere dingen presteren dan zijn
niet geestelijke medemensen die nog niet geestelijk gericht zijn. Hij kan
ook een overvloed van kracht bezitten en weer, in strijd met de menselijk
natuurlijke bekwaamheid, dingen volbrengen die evenzo bewijzen, dat die
grenzen overschreden kunnen worden.
Doch slechts weinig mensen verschaffen zich licht en kracht op geestelijke
wijzen, slechts weinig mensen overschrijden de natuurlijke grenzen - hoewel
alle mensen het zouden kunnen. Want de begrensde toestand is slechts de
toestand van onvolmaaktheid, die echter te allen tijde veranderd zou kunnen
worden door de mensen als zij daartoe bereid waren.
Dat er nu op aarde zo weinig ware kennis te vinden is, dat de mensen zo
helemaal overtuigd zijn van de beperktheid van hun kennis en van de beperktheid
van hun kracht, laat alleen weer de graad van hun onvolmaaktheid
zien. Heb Ik niet gezegd: "Word volmaakt zoals uw Vader in de hemel
volmaakt is?" Dus kunt u het ook en u zou dan ook, net als uw Vader
in de hemel, alles weten en alles kunnen volbrengen.
Reeds deze woorden moesten u aansporen naar volmaaktheid te streven, en
dan zou er voor u geen toestand van beperktheid meer zijn. Zo twijfelt
u, mensen echter nog aan de waarheid van dat, wat diegenen zeggen die
de grenzen overschreden hebben, die de geestelijke weg opgaan en met Mij
zo'n innige verbinding tot stand hebben gebracht dat Ik zelf hun het weten
ontsluiten kan dat die zaken betreft die buiten het aardse liggen, die
uw verstand alleen niet doorgronden kan zolang u nog niet vrij bent van
de oerschuld, die een werkzaam zijn van de geest onmogelijk maakt.
Eerst moet dus het verlossingswerk aan u volbracht zijn. De schuld die
eens uw geest verduisterde moet gedelgd zijn, dan kan het ook weer licht
in u worden en dan is er ook geen begrenzing meer voor u, want deze grens
was door de schuld van de oerzonde getrokken. Ze kan echter te allen tijde
verwijderd worden zodra de oerschuld niet meer bestaat, zodra ze gedelgd
werd door Jezus Christus, zodra dus de mens door mijn geest verlicht kan
worden en de verhouding hersteld is waarin hij in het allereerste begin
tot Mij stond.
Dat de mensen daar geen weet van hebben toont hun toestand aan. Het laat
zien dat zij nog niet van hun oerschuld verlost zijn. Het bewijst ook
het dode geloof waarin de mensen leven en zich toch als christen uitgeven,
die de mond vol hebben van mijn naam en die toch geheel blind in hun geest
door het aardse leven gaan.
En het is moeilijk zulke mensen tot een levend geloof te brengen in de
kracht van de geest, die zich openbaren wil en zich toch maar in weinig
mensen openbaren kan. Het is daarom zo moeilijk omdat de mensen de liefde
niet in zich laten ontvlammen, en daarom ook niet mijn grote liefde kunnen
begrijpen die in de mens Jezus het werk van verlossing volbracht. En zolang
het verlossingswerk niet helemaal bewust benut wordt, blijven de mensen
in de duisternis en de grenzen kunnen dan door hen niet overschreden worden.
Amen |