BD.6607
27 juli 1956
Het belijden voor de wereld
Als u tegenover de wereld voor Mij uitkomt, wil Ik u belijden voor mijn Vader. Deze woorden sprak Ik als mens Jezus tot mijn leerlingen en bijgevolg dus tot alle mensen, omdat al mijn woorden bedoeld waren voor de hele mensheid, omdat al mijn woorden hoorden bij de goddelijke liefdesleer die Ik verkondigd wilde hebben onder alle volkeren. En juist deze woorden moet men beoordelen als buitengewoon, want ze leggen u mensen een verplichting op: niet alleen zelf moet u in Mij geloven, maar ook tegenover uw medemensen moet u blijk geven van uw geloof. U zult Mij voor de wereld moeten belijden, u zult dus in het openbaar voor mijn naam moeten opkomen. Dan pas zult u door Mij, de Vader, worden opgenomen zoals Ik het u beloofd heb.
Ik neem er dus geen genoegen mee dat u innerlijk wel in Mij gelooft, dat u niet twijfelt aan Mij en mijn verlossingswerk, dat u Mij wellicht ook aanroept of Ik u de zonden wil vergeven, want Ik vraag een geheel levend geloof in Mij. En een levend geloof kan niet anders dan voor Mij uitkomen voor de wereld. Want zodra de mens een levend geloof heeft, wordt hij van binnen uit aangedreven, voortdurend aan Mij te denken in Jezus. En dan zal ook zijn mond niet kunnen zwijgen. Hij zal overstromen van innerlijke dankbaarheid en liefde voor Mij, die in de mens Jezus het verlossingswerk heb volbracht om u mensen te redden uit de nacht van de zonde. En Ik wist heel goed waarom Ik deze woorden heb gesproken, want Ik kende de grote geestelijke nood die over alle mensen komt die Jezus niet herkennen en erkennen. En in deze nood moeten de medemensen zich om hen bekommeren en hen helpen te geloven in Jezus Christus. En daartoe is het nodig dat ze Mij bekendmaken, dat ze Mij in Jezus belijden en nu ook hardop getuigen van Mij en mijn naam.
Wat de mens innerlijk beleeft, wat hem in gedachten bezighoudt, daar neemt de medemens geen nota van. Hij moet geheel openlijk worden gewezen op de goddelijke Verlosser en dit kan het beste gebeuren door het getuigenis van liefde van degenen die Hem hebben gevonden en die nu hun levend geloof in Mij bewijzen door te spreken over het werk van mijn barmhartigheid, dat ze tegenover alle mensen openlijk opkomen voor Mij en mijn naam, dat ze mijn naam prijzen en zichzelf als aanhangers van Jezus Christus bestempelen en ook trachten hun medemensen voor Mij te winnen. De mensen leven op deze aarde om eindelijk bevrijding te vinden uit de stoffelijke vorm. Maar hoe hun aardse bestaan ook is, het kan niet tot het doel leiden zonder de goddelijke Verlosser Jezus Christus, omdat Ik in Hem het werk van de verlossing heb volbracht en ieder die verlost wil worden van zijn boeien, zich dus tot Mij zelf in Jezus Christus moet wenden.
Wie nu waarachtig bevrijd is, wie verlossing heeft gevonden door Hem, die prijst ook luid Zijn naam. Hij zal steeds alleen maar spreken van Hem en Zijn onmetelijke daad van liefde. Hij kan niet anders dan van Zijn naam gewag maken, want van hem zijn alle banden afgevallen. Hij is vrij van de vijandige macht, hij heeft zich aan Mij overgegeven in Jezus Christus en zo'n daad van verandering wordt niet stil en in het verborgene verricht, zij is voor alle medemensen duidelijk zichtbaar. Want de mond zwijgt niet indien het hart vervuld is van de liefde en genade van Jezus Christus. En de mens belijdt Hem dus in het openbaar als zijn Redder en Verlosser, en hij tracht ook zijn medemensen naar Hem toe te leiden. Hij verloochent Hem niet, ook al dreigt hem zelf gevaar, omdat hij weet dat ook elk gevaar kan worden bezworen door de Ene die macht heeft over hemel en aarde, wiens ademtocht volstaat om alles te vernietigen, zoals echter ook Zijn wil volstaat dat wat al een prooi was van de dood, opstaat tot leven. En wie tot leven gewekt werd, vreest ook de dood niet. Hij zal zich ook voor Mij en mijn naam inzetten wanneer de laatste beslissing geëist wordt, maar hij zal het doen uit liefde voor Mij en daarom zal Ik hem opnemen, omdat hij Mij belijdt tegenover iedereen.
Amen |