BD.6582
28 juni 1956
Voorbede voor medemensen
In de duisternis van geest te leven op deze aarde, is het lot van al diegenen die nog gekluisterd zijn door de tegenstander van God, die nog geen verlossing vonden door Jezus Christus. Die daarom zonder inzicht en in zwakheid hun weg over de aarde gaan, blind van geest en zonder kracht om zich van die tegenstander los te maken. De zielen van deze mensen zijn door zeer dichte omhulsels omgeven. En er kan geen lichtstraal tot hen doordringen en de ziel verlichten. Ze is in het vleselijke lichaam gaan wonen in de wil daarin rijp te worden, doch vanaf het begin van haar belichaming heeft ze het vleselijke lichaam steeds zijn zin gegeven, dat voor de tegenstander een welkom werktuig was om die ziel het rijp worden te verhinderen.
De ziel, het geestelijke in de mens, leidt nu een beklagenswaardig bestaan in het lichaam. Want wat dit ook doet, het omhult de ziel steeds dichter en maakt het haar onmogelijk in het licht te komen wanneer haar geen hulp wordt verleend. En als de mens alleen voor zijn lichaam leeft en er dus van zijn kant geen verandering te verwachten is, dan moet de hulp van buitenaf komen. De ziel moet bevrijd worden uit de macht die zich van het lichaam meester maakte. En aan dit bevrijdingswerk moeten de medemensen deelnemen die al verlossing hebben gevonden, wat steeds alleen kan gebeuren doordat die ziel wordt aanbevolen bij Jezus Christus, die alleen haar kan verlossen uit haar nood, die haar kan bevrijden uit de macht van Zijn tegenstander.
De kortste weg om zulke zielen te redden is dat de mens bekend wordt gemaakt met de goddelijke Verlosser Jezus Christus. Dat hem de leer van de liefde van Jezus wordt verkondigd, opdat de mens zelf zich zal veranderen en zijn weg naar Hem gaat, die waarlijk ook resultaat zal opleveren voor de ziel over welke Jezus Christus zich nu zelf ontfermt. Maar is de mens volledig in de macht van de satan, dan zal hij geen lering over de verlossing door Jezus Christus willen aannemen. Hij zal vijandig tegenover de goddelijke leer van de liefde staan, omdat de tegenstander de eigenliefde weet te voeden en te koesteren. En hij zal dus niet in het minst zijn ziel te hulp komen en proberen omhulsels op te lossen, omdat dit alleen door werken van liefde kan gebeuren, waar de eigenliefde hem bij hindert. En nu moet de medemens zich met erbarmen inzetten voor zo'n ziel. Hij moet haar aan liefde doen toekomen, wat het eigen lichaam haar ontzegt. Ze kan alleen gered worden door liefde en ze ervaart elke liefdevolle gedachte als weldadig. Ze ervaart deze als een lichtvonkje, als een toesturen van kracht, en het lukt haar zo nu en dan ook het lichamelijke omhulsel in goede zin te beïnvloeden. Iedere ziel kan worden gered wanneer haar in liefde bijstand wordt verleend.
Dat zou u mensen allen te denken moeten geven, want u allen zult er verlossend aan deel kunnen nemen, wanneer uw hart maar in staat en gewillig is liefde te geven. Uw liefde kan weliswaar niet de schuld van zulke zielen op zich nemen en daar boete voor doen, maar ze kan hun de kracht overbrengen hun wil te veranderen en zelf de weg te gaan naar Jezus Christus, naar het kruis, waar hun verlossing ten deel valt. De ziel is het denken, voelen en willen in de mens. Wanneer de ziel door onbaatzuchtige liefde dus kracht wordt toegevoerd, dan zal ze ook de mens van binnen ertoe brengen om het goede te denken en te willen. Dan wordt door de liefdesvonk de duisternis in haar doorbroken. Ze ziet de verkeerde richting van haar wil in en onderwerpt zich zelf aan een oordeel.
De mens begint na te denken over zijn leven en een verandering is des te zekerder, hoe meer liefde hem van de kant van de medemens wordt gegeven. Want liefde is de kracht die nooit zonder uitwerking blijft. Daarom is liefdevolle voorbede nooit tevergeefs en kan er geen mens verloren gaan die door liefdevolle gedachten wordt gevolgd. Die in het gebed wordt opgenomen, die bij de goddelijke Verlosser Jezus Christus wordt aanbevolen. Wat geen denkbeeld van menselijke zijde kan bereiken, dat kan toch door innig gebed worden bereikt wanneer de liefde voor de zwakke, verduisterde ziel de drijfveer is die haar graag licht en kracht wil doen toekomen. En er hoeft geen mens verloren te gaan, wanneer maar de liefde van een medemens zich over hem zou ontfermen.
Amen |