BD.6570 Mijn schapen herkennen mijn stem Woorden die u van Mij ontvangt zijn geest en leven. En ze moeten ook de geest van ieder mens aanspreken en hem het leven geven. Hij moet de kracht van mijn woord gewaar worden zodra hij maar zijn hart opent en Mij zelf toegang verschaft, zodra hij de gave in dank aanneemt die Ik zelf hem aanbied. Die Mij liefheeft en die ook zijn naaste liefde betuigt, zal zich steeds door mijn woord aangeraakt voelen, omdat deze al door de liefde met Mij verbonden is en hij ook mijn stem herkent als stem van de Vader, die Zijn kind gelukkig wil maken. "Mijn schapen herkennen mijn stem." En mijn stem weerklinkt altijd alleen dan, wanneer Ik zelf ook tot de mensen spreken kan. U zult niet het lege woord als "stem van de Vader" kunnen bestempelen, waarvan zich ook die mensen kunnen bedienen die mijn aanwezigheid in zich echter nog niet toelaten, die nog een ongewekte geest hebben, die wel beweren in mijn naam te prediken, maar van welke Ik zelf me nog niet kan bedienen om door hen te spreken tot allen die naar hen luisteren. Het herkennen van mijn stem eist een zo bewuste verbinding met Mij, dat Ik zelf dus ook spreken kan. En deze band moet tot stand worden gebracht door zowel de prediker als ook door hem die de woorden hoort. Dan lokt de goede Herder zelf Zijn schapen en ze zullen Hem gewillig volgen. Mijn schapen herkennen mijn stem. Stelt dit niet voorop dat Ik steeds weer tot de mensen spreek? Ik wijs er met nadruk op, dat mijn schapen mijn stem herkennen. Dus maak Ik onderscheid bij degenen die Mij horen, want niet allen kunnen zich tot de mijnen rekenen. En daarom zullen niet allen Mij herkennen in het woord. Maar steeds zal Ik ook de mijnen zelf aanspreken, opdat mijn belofte in vervulling zal gaan: dat ze mijn stem vernemen en dus ook zullen herkennen als bewijs van tegenwoordigheid van degene aan wie ze zich hebben overgegeven. Dus heb Ik ook door deze woorden erop gewezen, dat Ik u mensen altijd en eeuwig zal aanspreken, dat er niet alleen het geschreven woord onder is te verstaan, dat zonder geest en leven kan zijn, wanneer Ik het zelf geen leven inblaas, wanneer mijn geest het niet het leven geeft. Maar Ik wist ook dat alleen dan mijn woord werd herkend als rechtstreekse overdracht door Mij zelf, wanneer een leven in liefde het wekken van de geest in de mens had opgeleverd. En daarom sprak Ik van de "mijnen", want de liefde is de band die Mij met hen aaneensluit en mijn rechtstreeks werkzaam zijn bij hen mogelijk maakt. Het woord kan iedereen wel horen, maar de stem vereist mijn aanwezigheid. Dus heb Ik u mensen ook mijn tegenwoordigheid toegezegd en Ik geef u daar het bewijs van door mijn stem. En de mijnen zullen ze ook herkennen als "stem van de Vader". Maar het is slechts een kleine kudde die de lokroep van haar Herder verneemt en er gevolg aan geeft. Het zijn er maar weinigen die aan Zijn stem gehoor geven, omdat de mensen zich steeds meer laten misleiden door mooie woorden die een verdovende klank hebben, maar zonder geest en leven zijn. En deze mensen horen niet bij de mijnen, want ze hebben mijn geest niet. Ze zijn zonder liefde en daarom voelen ze zich ook niet tot Mij aangetrokken. En wanneer Ik tot hen spreek, wenden ze zich af en zoeken ze de plaatsen op, waar mijn tegenstander zich onder handige vermomming vertoont. En ze nemen genoegen met de lege schil waaraan ze geen kracht kunnen onttrekken. Maar mijn woord is kracht en het zal het leven geven aan allen die zich door Mij zelf laten aanspreken, die verlangen naar mijn stem en die als mijn kinderen ook de liefde van de Vader zullen ervaren. Amen |