BD.6529
22 april 1956
Een geestelijke en aardse ommekeer is te verwachten
Een geestelijke verandering is komende, maar deze verandering
vereist ook een totale aardse omwenteling, want zij wordt door de mensen
zelf niet meer nagestreefd of teweeggebracht. Dus moet Ik zelf de aarde
omvormen en Ik moet tevoren alle aardse scheppingen oplossen, daar het
anders onmogelijk zou zijn ook geestelijk weer op aarde een staat te scheppen,
die geheel in tegenstelling is met de huidige toestand. Nimmer is meer
te verwachten dat de mensen zich op deze aarde nog een hogere graad van
rijpheid zullen verwerven. Dat de geheel niet geestelijke mensen zich zelf
zo veranderen, dat van een geestelijke ommekeer op deze aarde gesproken
kan worden.
De mensen van deze tijd stevenen steeds meer af op de diepte, en er zijn
er nog maar weinigen die opwaarts streven. Die op een hoog niveau staan
en ook het eigenlijke, aardse levensdoel erkend hebben en dit trachten
te bereiken. Het merendeel van hen staat nog zo ver af van alles wat geestelijk
is, en zal er op deze aarde ook niet dichterbij komen. Het kan echter
op dit laag geestelijk peil zo ook niet doorgaan omdat dit een duisternis
betekent die ernstige gevolgen teweegbrengt, geestelijk zowel als aards.
Daarom heb Ik een grens gesteld en heb tot een verandering besloten sinds
eeuwigheid, omdat Ik dit lage geestelijke niveau sinds eeuwigheid voorzag.
Het leven dat de mensen nu op aarde leven is doelloos en zonder betekenis.
Want voor de ziel kan daaruit geen zegen voortvloeien omdat u het eigenlijke
leven in het geestelijke rijk, waarvoor u mensen het aardse bestaan gegeven
werd, niet meer in aanmerking neemt.
Een totale verandering van de aardoppervlakte, een omvorming van de gezamenlijke
aardse scheppingen en het opnieuw belichamen van alle geestelijke substanties
in de vorm, (aangepast aan de graad van ontwikkeling) is uiterst noodzakelijk
geworden. Dan zal ook de geestelijke staat van de mensen op de nieuwe
aarde edeler zijn, omdat het nieuwe mensengeslacht dan bestaat uit geestelijk
ontwikkelde mensen die de verre afstand tot Mij overwonnen hebben. Die
Mij nu zo nader gekomen zijn, dat Ik zelf onder hen kan vertoeven op deze
aarde.
En dan heeft waarlijk een grote geestelijke verandering plaats gevonden.
Dan zal de aarde een ander uiterlijk hebben, en in vrede en harmonie zullen
alle schepselen, mensen en dieren, op deze aarde leven. Het zal in waarheid
een paradijs op aarde zijn, en een nieuwe tijd in geluk en zaligheid zal
beginnen. Maar ook de hernieuwde kluistering zal het geestelijke, dat
op aarde als mens naar de diepte teruggezonken is, dus gefaald heeft in
zijn laatste aardse levensbeproeving, beschoren zijn.
U staat allen voor deze geestelijke omwenteling, en een ieder van u kan
zich zelf nog in deze korte tijd voor de omwenteling veranderen. Een ieder
van u kan het geestelijk lage peil verhogen, en zichzelf ontwikkelen tot
een graad van rijpheid, die hem tot een medebewoner kan maken van de nieuwe
aarde. Er staan voor ieder mens nog talrijke mogelijkheden open, omdat
Ik vol liefde en genade een ieder nog uit de diepte opwaarts help, die
zijn handen verlangend naar Mij uitstrekt.
Maar binnenkort is die mogelijkheid voorbij, want binnenkort zal de poort
tot het rijk hierna gesloten zijn, als het einde gekomen is. Als de omvorming
plaats vindt van de aardoppervlakte en de geestelijke ommekeer zich zal
voltrekken, precies zo als zich een aardse verandering voltrekt door het
oplossen van de aardse schepping, door het vrij worden van al wat gekluisterd
is en al het geestelijk vrije. En dan is ook de scheiding van de geesten
voltrokken en al het geestelijke is "geoordeeld", dat wil zeggen: ingelijfd
in een vorm die overeenkomstig zijn graad van rijpheid is. De geestelijke
omwenteling is ophanden, en daarom is ook een aardse verandering onvermijdelijk.
Dan echter zal een zalige tijd beschoren zijn aan hen die de mijnen zijn
en blijven wilden. Die de laatste strijd op deze aarde doorstaan hebben,
en niet tegen staande leed en ellende Mij trouw bleven tot het einde.
Amen |