BD.6503
16 maart 1956
De beschermgeest in het leven
Aan iedere ziel is een beschermgeest ter beschikking gesteld,
die haar leidt vanaf het begin van het aardse leven tot aan de dood. Maar
deze beschermgeest moet ook de vrije wil van de mens in acht nemen, daar
het anders vanzelfsprekend zou zijn, dat de mens zijn doel bereikt; maar
hij doet alles om de ziel zo te beïnvloeden, dat ze opwaarts streeft.
Maar waar de weerstand nog te groot is moet hij zich beperken tot het
afweren van onzuivere geestelijke wezens, dat ze de mens niet in bezit
nemen, want dit is hem toegestaan, dat hij zich zolang tussen deze geestelijke
wezens en de mens stelt, zolang als de mens zelf niet naar hen verlangt,
dat wil zeggen: zolang als hij nog geen ongewone slechte gewoonten en begeerten
in zich opwekt die het dan zulke geesten mogelijk maken bij hem binnen
te komen. De beschermgeesten doen daarom steeds hun best de ziel te kalmeren,
om haar voor deze lage geesten te behoeden, verder trachten ze hem steeds
geestelijk aan te sporen, ze werken zo op de mens in, dat de goede neigingen
in hem worden aangesproken, dat de mens ertoe gebracht wordt, over zichzelf
na te denken.
De beschermgeesten proberen van alles om de mensen geestelijk te sturen
en daarom verhinderen ze vaak de vervulling van aardse wensen en zij zijn
het die soms storend ingrijpen, wanneer de mens in gevaar is in het aardse
op te gaan en die elke mogelijkheid scheppen geestelijk contact tot stand
te brengen, het zij met de geestelijke wereld of ook met de mensen op
aarde die geestelijk streven. Steeds zullen ze trachten het denken van
de mensen geestelijk te richten, omdat ze inzien wat de mens ontbreekt
en zij de grootste zorg dragen hen nog op aarde naar het doel te leiden.
Wanneer het de beschermgeesten lukt de geestvermogens van de mens vooreerst
geestelijk te richten, dan zullen ze hem veel gelegenheden verschaffen
dat de ziel op de proef kan worden gesteld en zich kan vervolmaken, ze
zullen ook de geschikte banden onder de mensen bevorderen, want ze weten
hoe ze op elkaar reageren en ze kunnen ook de successen voorzien en het
leven van hun beschermelingen dat bij hen past, vorm geven. Want ze hebben
dezelfde wil als God, ze handelen alleen in Zijn opdracht, door Hem verlicht
en vervuld met Zijn kracht.
En zo gaat geen mens zonder bescherming of leiding door het aardse leven,
alle mensen staan leidslieden terzijde, alleen behoren ze hun geen weerstand
te bieden, dat wil zeggen: ze moeten bereidwillig zijn zich door hen te laten leiden,
wat ze tot uitdrukking moeten brengen door het gebed, door bewust God
aan te roepen om Zijn bescherming en Zijn genade, en door de wil dat te
doen wat doel van het aardse bestaan is.
Dan kan hij zich onbekommerd aan de leiding van geestelijke wezens toevertrouwen
en zijn denken, willen en handelen, zal juist zijn.
Maar ook diegenen die God nog niet herkennen, staan de beschermgeesten
terzijde, alleen is het voor hen heel wat moeilijker invloed te verkrijgen,
maar ze geven hun beschermelingen niet op tot het uur van de dood. Want
de mens zelf is te zwak en hij zou falen wanneer ze hem niet geestelijk
behulpzaam zouden zijn.
De mens is een kind van de wereld, omdat hij een kind is van diegene (Lucifer)
aan wie de wereld behoort - en in de mens zal steeds het verlangen naar
de wereld de overhand hebben en zijn weg over de aarde zou zonder resultaat
zijn, wanneer zijn beschermgeest zich ook niet af en toe naar voren zou
dringen en zich uiten, wat steeds het geval is, wanneer de mens in gedachten
is verzonken, wanneer de wereld hem niet bevredigt; dan wordt hij aangesproken
door die beschermgeest, die elke gedachte van de mens op de voet volgt
en dadelijk tussenbeide komt wanneer er zich een gelegenheid voordoet.
En zijn inwerken zal daarin bestaan, de mens de goederen van de wereld
als waardeloos voor te stellen en hem geestelijke goederen te laten begeren.
Wanneer hem dit gelukt, keert de mens zich meer en meer af van de wereld,
maar wanneer diens weerstand nog te groot is, zal de mens zulke gedachten
ontstemd afweren en zich weer naar de wereld toekeren. Maar de innerlijke
aandrang van de beschermgeest geeft niet op en steeds doen er zich gelegenheden
voor waar hij naar voren kan treden en zich uiten.
En enorm groot is de vreugde van de geestelijke wezens, wanneer het hun
lukt een mens te veranderen, wanneer hij zich van de wereld afkeert en
zich naar het geestelijke rijk wendt. Dan wordt hij met vergrote kracht
en intensieve liefdewil onder handen genomen, dan is de mens omringd door
lichtwezens en al het onzuivere geestelijke wordt uit hem verdrongen en
dan is er ook de verwachting dat de mens zich nog op aarde voltooid, want
de invloed van de lichtwereld is nu steeds sterker en elke tegenstand
van de mens is gebroken en dat betekent totale overgave aan God.
Amen |