BD.6471
9 februari 1956
Aankondiging van oproer en onrust
Wat er ook mag gebeuren, het dient u alles tot voltooiing.
En ofschoon menselijke wil handelingen uitvoert die aards een slechte
uitwerking hebben, ofschoon menselijke wil zelfs in de natuurwetten ingrijpt
en reacties in werking zet, die een gewelddadige verstorende uitwerking
hebben, toch is ook zulk gebeuren betrokken bij mijn heilsplan van eeuwigheid
en bevorderlijk voor uw geestelijke ontwikkeling.
Maar op u mensen zelf komt het aan, of u alles wat komt ook benut, of
u de geestelijke voltooiing ook waard vindt om naar te streven, of dat
u alleen in het aardse opgaat en dan ook alleen aan de aardse uitwerking
aandacht schenkt. Dan bent u er echter slecht aan toe. Want aards hebt
u mensen niet veel goeds meer te verwachten. Want de gebeurtenissen zullen
razend snel op elkaar volgen en er zal zich een totaal ander beeld voordoen.
Oproer en onrust onder de mensen, omdat er een nieuwe fase begint, een
woeden van de machten tegen elkaar, dat ook aards duidelijk zichtbaar
is. Want of er ook schijnbaar vrede onder de mensen is, de strijd gaat
verborgen verder en zal ook eenmaal openlijk ontbranden, tot ontsteltenis
van de mensen.
Het is een daad van de mensen, die Ik echter niet verhinder. Want de tijd
van vrede wordt door de mensen ook niet benut voor hun zielenheil en daarom
wordt deze tijd opgevolgd door een tijd van hernieuwde onrust en ergste
vrees. Want het gaat richting het einde.
Maar wat er ook mag komen, het werkt zich niet willekeurig uit op de mensen.
En zo kunnen de mijnen al het gebeuren in rust tegemoet zien. En ze kunnen
geloven, dat Ik me om hen bekommer in elke aardse en geestelijke nood,
dat Ik mijn handen beschermd uitspreid boven hen, al woedt er een heel
leger duivels tegen hen.
Ik ken de mijnen en effen al hun wegen. En ze hoeven niets te vrezen,
omdat Ik over hen waak. Maar Ik zal ook hun diensten nodig hebben in deze
tijd, want ze moeten getuigen voor Mij. Ze moeten de mensen vertellen,
dat het op het einde toegaat, dat ze door Mij op de hoogte zijn gebracht
over het komende. Ze moeten van Mij getuigen bij diegenen, die niet geloven
willen en openlijk voor Mij en mijn naam opkomen. Want het is de laatste
tijd van genade, die voor diegenen nog overblijft, die niet geloven willen,
aan wie Ik me door u nog wil openbaren, opdat ze leren geloven.
Daarom zult u in de komende tijd niet angstig en wankelmoedig mogen worden.
Integendeel, u zult daarin alleen de waarheid van mijn woord moeten zien
en hier ook des te overtuigender voor opkomen.
En al zullen ook de machten der duisternis rond u razen, al leeft de wereld
rondom u in onrust en verschrikking, u zult u beschermd moeten weten door
de wezens van het licht, die in mijn opdracht om u zijn. En u moet altijd
alleen maar in rust uw geestelijke arbeid uitvoeren, u aan Mij en mijn
genade aanbevelen. En Ik zelf zal bij u zijn in elke nood en alle gevaar.
Amen
|