BD.6449
11 januari 1956
Overtuigd erkennen van Jezus Christus
Niemand kan zich bevrijden uit de keten van de satan zonder Jezus Christus. Maar het helpt niets wanneer de mens zich alleen in naam christen noemt, wanneer hij Jezus niet bewust afwijst. Tevoren moet de mens zich oprecht aan Hem hebben overgegeven. Hij moet zich bewust zijn van zijn schuld. Hij moet zijn eigen onvolmaaktheid inzien en geloven dat Jezus Christus hem van zijn schuld en zwakheid kan verlossen en er Jezus Christus bewust om vragen. Dus moet hij onder Zijn kruis plaatsnemen. Het moet ieder mens duidelijk worden, dat de verlossing door Jezus Christus geen formele, algemene daad is die zich volgens een vast patroon aan allen voltrekt. Het moet hem duidelijk worden dat hij er zelf iets voor moet doen om te delen in de verlossing door Jezus Christus. Wel heeft Jezus alle mensen verlost. Dat wil zeggen: niemand is uitgesloten van Zijn werk van barmhartigheid. Maar tegen de wil van de mens in vindt zijn verlossing niet plaats. En daarom moet dus de mens tevoren zijn wil te kennen geven, door Hem verlost te willen worden. En daarom is het een volledig bewuste aangelegenheid, die op de eerste plaats eist, dat men zich door middel van gedachten met het probleem van de menswording Gods en de kruisdood van Jezus Christus bezighoudt, dat men Jezus Christus bewust belijdt en dan ook naar Zijn wil op aarde leeft.
Het overtuigd erkennen van Jezus Christus zal ook de mens naar Hem om hulp laten roepen, die hem ter wille van het verlossingswerk ook zeker ten deel zal vallen. Verlost te zijn betekent bevrijd te worden uit de macht van hem die de mens naar beneden trekt. Verlost te zijn betekent onbezorgd opwaarts te kunnen streven, wat vóór de kruisdood van Jezus niet mogelijk was, want de tegenstander van God liet geen ziel vrij.
Maar hoeveel mensen zijn er op aarde, die menen "christen" te zijn, dus recht te hebben op de verlossing door Hem, door het alleen maar bekennen van Jezus Christus met de mond. Ze geloven daardoor het vermeende lot te zijn ontgaan van diegenen die in hun ogen heiden zijn. Ze geloven dat hun "geloof" in Jezus Christus en Zijn verlossingswerk voldoende is, wat echter toch slechts een "vormgeloof" is, zolang de innerlijke verandering naar een christen die levend gelooft, bij hem nog niet heeft plaatsgevonden. Maar daarom zullen de vormchristenen ook geen weerstand kunnen bieden, wanneer ze gedwongen worden een laatste beslissing te nemen. Ze zullen dan luchthartig het geloof opgeven, omdat het nog niet levend in hen is geweest. En ze zullen er getuigenis voor afleggen, dat ze ware heidenen zijn en waren, die zich alleen een valse naam hadden verschaft. Maar er is geen verlossing zonder Jezus Christus. En daarom betekent deze laatste beslissing een versterkte keten, die de tegenstander van God hun aandoet. En van deze keten vrij te worden, zal ondenkbaar lange tijd duren, tot eens Jezus Christus hun weer de hand zal reiken, die ze in het leven niet wilden zien en daarom ook niet hebben vastgepakt.
Hoe gemakkelijk zouden alle mensen nog aan dit grote gevaar kunnen ontsnappen, omdat overal in de wereld Jezus Christus wordt verkondigd, en overal Zijn naam met overtuigingskracht wordt beleden, omdat ieder mens daarvan onder de indruk zou kunnen komen en eens ernstig zou kunnen nadenken over de betekenis van Zijn verlossingswerk. Zodra nu daartoe de wil aanwezig zou zijn, zou Jezus Christus helpen en zich bij de mens in herinnering brengen. Hij zou door middel van gedachten zelf tot hem spreken en het hem waarlijk gemakkelijk maken de weg naar Hem te gaan, wanneer slechts de wil aanwezig zou zijn licht te verkrijgen in het vraagstuk, dat waarlijk het voornaamste is voor u mensen. Maar de vormgelovige heeft op de ongelovige niets voor, want hij is net zo ver verwijderd van Jezus Christus als die ander. En daarom is de grote nood onder de mensheid en slechts weinig mensen zullen aan deze nood ontsnappen.
Amen |