BD.6402
15 november 1955
Kerkgebouwen
Het strookt niet met mijn wil als er voor Mij gebouwen worden
opgericht vol pracht en praal in een tijd, waarin het zo bijzonder nodig
is dat de ogen van de mensen naar binnen gericht zijn. Dat zij niet naar
dingen geleid worden die nog tot de wereld behoren en die niet geschikt
zijn mijn rijk - met zijn macht en heerlijkheid - te verwerven. Alles
wat uw oog boeit, alles wat de zinnen van de mens treft, hindert hem bij
de zelfbeschouwing, bij de stille innerlijke bezinning, die voor u mensen
zo dringend nodig is omdat u kort voor het einde staat.
Steeds weer moet Ik u mijn woorden in herinnering brengen: "Mijn
rijk is niet van deze wereld". Waarom gelooft u dan Mij te moeten
eren door pronkgebouwen? Waarom richt u alles op de buitenkant,
waarom maakt u niet ijveriger een begin met het werk aan uw ziel? U mensen
begrijpt het nog steeds niet, dat Ik niet daar te vinden ben waar u Mij
weg wilt zetten.
U hebt allen de mogelijkheid Mij in u tegenwoordig te laten zijn. U allen
hebt zelf in u de plaats waar Ik zijn wil. Ieder van u ben Ik zo nabij
als hij Mij bij zich wenst, en iedereen heeft de macht Mij tot zich te
trekken als hij maar mijn enige voorwaarde vervult, dat hij met zijn hart
de liefde gestalte geeft. Want; wie in de liefde blijft die blijft in
Mij en Ik in hem! Alleen de liefde verzekert u mijn tegenwoordigheid.
Nooit echter kan Ik daar zijn waar u Mij zoekt - als uw hart niet ontvlamd
is van liefde.
En daarom is het dwaasheid voor Mij huizen te willen bouwen die voor niets
anders dienen dan van tijd tot tijd mensen bijeen te brengen, die met
verkeerde denkbeelden leven. Want zij die met Mij spreken willen, kunnen
dat te allen tijde in het hart en op iedere plaats doen. Zij hebben daar
waarlijk geen ruimten om samen te komen voor nodig van het soort, waar
het oog dat wordt geboden wat elke diepere concentratie uitsluit.
Overal waar mijn woord de mensen wordt gebracht, waar u preken kunt horen
waar uw hart naar verlangt, daar vertoef Ik en spreek Ikzelf door de verkondiger
van mijn woord de mensen aan die Mij horen willen. Want mijn woord te horen
is voor u mensen het enig voorname, u die zo dicht voor het einde staat
en toch nog eindeloos ver van Mij verwijderd bent. Alleen dat wat geëigend
is de ziel uit haar slaap te wekken krijgt mijn toestemming en mijn zegen.
Maar hoe kan uw ziel tot leven gewekt worden door uiterlijke manifestaties,
door wereldlijke pracht en praal, door voortdurende streling van oog en
oor, door alles wat de uiterlijke zintuigen van de mensen beroert maar
niet het leven aan de ziel kan geven? Ze kan alleen maar door de liefde
ontwaken en gezond worden en daarom moet de liefde altijd worden vooropgesteld.
De liefde moet gepreekt en beoefend worden, waartoe u ook steeds gelegenheid
geboden wordt. Want een ziel die liefde ontvangt vindt eerder de weg tot
Mij, omdat liefde weer wederliefde opwekt.
Daarom, doe goed aan uw naaste en verminder zijn nood. Probeer hem op
iedere wijze te helpen - geestelijk en lichamelijk moet u zorg dragen
voor uw medemens en hem dat geven wat hem ontbreekt. Maar u moet geen
dode dingen oprichten, waarvan de vervaardiging dus ook niet strookt met mijn wil, omdat de stoffelijke nood op aarde zo groot is, dat het waarlijk
voor Mij welgevalliger zou zijn als deze nood gelenigd zou worden.
Wat gelooft u wel bij Mij te bereiken met uw pronkgebouwen? Alle schatten
van de wereld zijn toch uiteindelijk mijn eigendom, dat echter dringend
verlossing nodig heeft uit de keten van mijn tegenstander. U echter kluistert
de materie vaster. U wilt er gebouwen mee oprichten voor de eeuwigheid
en u gelooft Mij daarmee eer te bewijzen. En als mijn liefde geen erbarmen
had met ook dit niet verloste geestelijke, dan zouden hun kwellingen door
de wil van de mensen alleen nog onmetelijke tijden verlengd worden - door
de wil van die mensen, die de zin van het leven nog niet begrepen hebben,
die zich echter aanmatigen geestelijke leiders van mensen te zijn.
U staat kort voor het einde en daarom weerklinken mijn woorden uitermate
vermanend en waarschuwend. Want u die zulke pronkgebouwen aanbeveelt en
er toe aanzet, u draagt er toe bij dat ontelbare zielen verder hun doodsslaap
houden waaruit alleen mijn levend woord, dat de liefde leert, hen kan
opwekken. De liefde moet gepredikt en beoefend worden - dat is het voornaamste.
En u allen kunt het weten waar het werken in liefde nodig is, want u ziet
overal om u heen ellende en nood, die eerst verholpen moeten worden voordat
Ik uw activiteiten zegenen kan.
Amen |