Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.6359
19 september 1955

De brede en de smalle weg

De weg die u op aarde gaat, kan heerlijk, aangenaam en rijk aan genoegens zijn, maar ook erg moeizaam en zwaar - en meestal kiest u de makkelijke vlakke weg en geniet van alles wat deze weg u aan vreugden en genot biedt. U schrikt terug voor de weg die erg moeizaam is en vraagt niet naar de eindbestemming van de weg die u bent opgegaan. Voor het ogenblik is het voor u voldoende de heerlijkheden te kunnen genieten die de brede weg u belooft - maar u denkt er niet aan waar hij heen leidt.

Steeds echter splitsen zich er smalle wegen af en steeds staan er op deze splitsingen boden die u toeroepen en vermanen om die wegen te gaan die weliswaar niet vlak zijn, integendeel een klim vereisen, en waarvoor u kracht moet gebruiken om de klim aan te kunnen. De boden beloven u echter ook een heerlijk doel, ze verzekeren u dat u de vele moeiten van de weg niet tevergeefs op u neemt, dat het doel u rijkelijk zal belonen voor alle lasten die deze smalle weg van u vergt, voor alles waar u afstand van moet doen.

Steeds weer hebt u gelegenheid van de grote brede weg af te gaan, want steeds weer ontmoet u deze boden die u waarschuwen om uw weg niet voort te zetten en die u proberen over te halen de weg op te gaan die naar boven leidt. U moet hun gehoor schenken, u moet er ernstig over nadenken dat u zich in gevaar bevindt door onverstoorbaar de weg verder te vervolgen die nooit ten hogen kan leiden omdat hij geen inspanningen van u vergt, wanneer hij schijnbaar horizontaal verder gaat, maar steeds meer naar beneden, de diepte in, voert.

U moet steeds zelf gaan twijfelen wanneer uw aardse leven u vervulling brengt van uw verlangens, want u moet toegeven dat het steeds slechts wereldse vreugden zijn die u begeert en u verschaft. Vreugden die vergaan als droombeelden waarvan voor u niets waardevols overblijft, veel meer in u een gevoel van banaliteit en van onbehagen achterlaten wanneer u uzelf ernstig aanpakt.

De grote weg waarover u loopt is wel door bloemrijke hagen omzoomd en u voelt u behaaglijk in zo'n omgeving, maar het is niet iets echts, het zijn slechts voorspiegelingen en verhullingen die voor u dat, wat erachter ligt, moeten bedekken en u zou schrikken wanneer u er doorheen zou kunnen kijken en het moeras ontdekken dat deze bloemrijke hagen enkel maar moeten verbergen.

De wegen echter die opwaarts leiden, vergen het overwinnen van oneffenheden en het is niet gemakkelijk zulke wegen te begaan, doch bovenaan wenkt een heerlijk doel de wandelaar, hij ziet een licht boven zich stralen dat onvergelijkelijk weldadig over hem uitstroomt en dat hem alle moeiten doet vergeten.

En de reiziger weet dat dit geen schijnlicht is, hij weet dat het ware vaderland hem verwacht dat hem dan alle heerlijkheden zal bieden. En hij legt graag en opgewekt de moeizame weg af, hij let niet op ongemakken, want voortdurend ontvangt hij kracht van boven en daarom bereikt hij ook zeker zijn doel. Hij keert terug in het vaderhuis om daar voor eeuwig gelukzalig te zijn en te blijven.

Amen