BD.6330
10 augustus 1955
Verklaring van de slagen van het noodlot
Het worstelen in de geestelijke wereld om de zielen der mensen
wordt steeds heftiger. De lichtwereld is onophoudelijk bezig op de wil
van de mens in te werken, maar de krachten der duisternis doen dit ook.
En de mens is veel eerder geneigd die laatste ter wille te zijn, omdat
de hang naar de materie sterk is en die duistere krachten door materiële
goederen en genietingen hun invloed uitoefenen.
Wat er maar kan worden gedaan om het denken van de mensen los te maken
van de materie, voeren de lichtwezens uit. Vaak tot verdriet van de mensen,
maar toch vanuit de liefdevolle instelling, alleen om de mensen te helpen.
Het einde komt steeds dichterbij, dat alle materie voor de mensen zal
laten vergaan. Ze moeten dan alles teruggeven en kunnen er niets van achterhouden.
Maar het laatste vergaan van het aardse bezit willen ze niet geloven.
En daarom moeten ze tevoren steeds weer ervaren, hoe onbestendig datgene
is, waar ze met al hun zinnen naar streven.
De lichtwezens hebben slechts weinig toegang tot de gedachten der mensen.
En naar hun ingevingen wordt niet geluisterd. Dat wil zeggen de mensen
houden zich niet met zulke gedachten bezig, dat ze nu door de lichtwezens
door middel van gedachten zouden kunnen worden onderricht. En daarom moeten
ze aan gewelddadige ingrepen zijn blootgesteld, opdat ze gaan nadenken
over de vergankelijkheid van aards bezit. En alleen zo zult u mensen de
vele slagen van het noodlot kunnen verklaren, die in het verlies van aards
materiële goederen of ook wel mensenlevens bestaan; in catastrofes
en ongevallen, in verwoestingen van allerlei aard.
Dit zijn allemaal maar middelen, die van de kant van de geestelijke wereld
worden aangewend in goddelijke wil. Die alleen in diepere zin het worstelen
tot uitdrukking brengen om de zielen, die in het grootste gevaar zijn
helemaal in de tegenstander van God op te gaan, omdat zij zich geheel
hebben vastgeketend aan de materie, die hun ondergang is. Er blijft niet
veel tijd meer over tot aan het einde. Dus moeten ook zulke slagen van
het noodlot hand over hand toenemen, waardoor er nog een kleine kans bestaat,
dat de mensen ertoe worden gebracht na te denken.
De strijd in de geestelijke wereld is buitengewoon heftig. Doch de lichtwereld
strijdt niet tegen de duistere wereld, maar beide strijden ze om de zielen
der mensen. De mens zelf is het voorwerp van de strijd. De mens zelf moet
de strijd uitvechten en elke wereld gebruikt die middelen, waardoor ze
op succes hoopt.
Alle leed en tegenspoed, alle gebeurtenissen die u mensen zwaar treffen,
zijn middelen van de lichtwereld, die voor u alleen het beste wil. Die
in liefde voor u steeds alleen datgene doet, wat voor u een zekere hulp
kan zijn, wanneer u zich niet verzet. Maar een luxueus leventje en rijkdom,
aardse vreugden en wereldse genoegens zijn steeds alleen de middelen van
de tegenstander. En deze zult u moeten mijden en u zult zich niet moeten
verheugen over het bezit ervan.
Want slechts kort is de tijd van uw leven op aarde. Dan zult u al het
moeilijke hebben overwonnen. Dan zult u schadeloos worden gesteld voor
het harde leven op aarde, als het u het geestelijke succes heeft opgeleverd,
dat u zich vrijwillig heeft losgemaakt van de materie en u voor uw ziel
geestelijke goederen heeft verworven. Verlang niet naar datgene, wat heel
spoedig van u wordt afgenomen, maar verzamel u geestelijke goederen, die
niemand meer van u kan afnemen en die u volgen in de eeuwigheid.
Amen |