BD.6283
13 juni 1955
Het openen van het hart voor geestelijke gaven
Ik kan u steeds alleen maar geven wat u begeert, want bied Ik u zonder uw begeren iets aan, dan gaat u daaraan voorbij omdat het geen effect heeft op u. Want dat is de wet, dat mijn gaven alleen in een geopend hart doordringen, dat ze zich niet de toegang forceren waar het hart nog gesloten is. En geopend is een hart dat begeert. Maar nooit blijft een geopend hart ongevuld. Daarom hebt u het waarlijk gemakkelijk om in het bezit van kostbare genadegaven te komen, omdat u er alleen naar hoeft te verlangen om het ook te verkrijgen. En zo kunnen mensen, met aardse ogen gezien, uitermate levendig en zorgzaam lijken en toch kunnen hun harten leeg zijn of gevuld met rommel, waarvan ze geen voordeel hebben voor hun ziel. Het verstand kan ze niet vergoeden wat het hart ontbreekt, want wat het hart nodig heeft, dat kan hem alleen door Mij worden overgebracht en heeft niet het verstand van de mens nodig op zodanige wijze, dat dit het de mens zou kunnen verschaffen. Wel moet ook het verstand actief worden en wat door het hart opgenomen is verwerken, opdat het de mens tot geestelijk eigendom zal worden.
Het is de mens van weinig nut hem geestelijk weten over te brengen zolang hij er zelf geen verlangen naar heeft, want het zal hem eerder tot afwijzing aanzetten dan tot nadenken over problemen die hij helemaal niet van plan was op te lossen. Geen weten, ook niet de zuivere waarheid, baat hem iets zolang de geest niet in hem werkzaam kan zijn, die hem daar volledig begrip voor geeft. De geest kan echter niet in hem werkzaam worden tegen zijn wil, dat wil zeggen: zijn werkzaam zijn moet verlangd worden. De mens moet willen dat hij licht ontvangt, dan pas kan het in hem beginnen te lichten. Dan pas kan het helder worden in hem, dan pas wordt hij van binnenuit onderricht, want dit "willen" opende zijn hart. De mens moet willen ontvangen, maar niet geloven door zijn verstand zich iets eigen te kunnen maken, want dit dringt niet in de goddelijke geheimen binnen.
De zuivere waarheid is een geschenk, dat echter geen mens wordt onthouden die het maar begeert. Maar totaal verkeerd is de mening dat de waarheid de mens blijft onthouden en dat het daarom vergeefs is te verwachten ooit in haar bezit te komen. De mens zelf maakt zich geschikt of ongeschikt voor het ontvangen van de zuivere waarheid door zijn vrije wil, want zijn instelling tot de waarheid is bepalend of en wanneer hij in haar bezit komt. En daarmee in overeenstemming zal ook zijn geestelijke rijkdom zijn, want door de waarheid leert hij pas bewust te leven. Bewust van zijn taak op aarde en het doel, en hij doet nu ernstig zijn best om dat te bereiken. Alleen de zuivere waarheid voert de mens naar Mij, zijn God en Vader van eeuwigheid. En daarom moet ze innig worden begeerd, opdat ze ingang zal vinden in het menselijk hart.
Amen |