BD.6242
21 april 1955
Straf voor de zonde? - Lot door eigen schuld
Niemand kan zich aan de straf voor zijn zonde onttrekken,
omdat de mens zich zelf door zijn zonden een toestand schept die voor
hem pijnlijk is. Niet Ik straf hem voor zijn zonden, maar volgens de wet
van eeuwige ordening heeft iedere daad, ieder verkeerd denken en handelen
zijn uitwerking. En juist deze uitwerking bezorgen de mensen zichzelf,
zij ondervinden die echter als een kwelling, als een straf wat toch alleen
voortkomt uit de wet van eeuwige ordening.
En daarom is de nood en ellende zo onvoorstelbaar welke die mensen overkomt
die een zondig leven leiden, die Mij belasteren en bespotten, die geloven
al het goddelijke en reine door het slijk te kunnen halen zonder daarvoor
te moeten boeten. Zij stapelen zonde op zonde en zullen ontzet zijn op
welke wijze hun misdrijven op henzelf terugslaan. Doch zij kunnen zich
niet aan hun gerechtelijk vonnis onttrekken, want Ik kan hen niet anders
bedenken dan met wat zij zelf gewild hebben. Ik kan hun alleen het loon
geven dat overeenkomt met hun leven en daden en zij zullen daarom veel
pijnen moeten verdragen. Zij kunnen zich echter gelukkig prijzen
als zij nog op aarde tot boete doen van hun zondeschuld worden geroepen,
als zij nog op aarde lijden moeten voordat zij van de aarde worden weggenomen.
Want op aarde kunnen zij nog tot inzicht komen, op aarde kunnen zij hun
zonden nog inzien en omkeren op de weg die zij tot dusver gegaan zijn.
In het hierna is echter het inzicht van hun schuld pas na een eindeloos
lange tijd te verwachten, een zondig mens gaat met een geheel verduisterde
geest het rijk hierna in. Het duurt lang tot hij zijn gedachten kan ontwarren
en berouw heeft over zijn aardse leven, want hij is zonder licht en kracht
maar hij ondergaat iedere kwelling - en toch heeft hij ze zich zelf bereid.
Wie Mij als een straffende God voorstelt ziet niet mijn wet van de eeuwige
ordening, daar hij anders nooit zo zou kunnen spreken. Want mijn liefde
tracht alle mensen voor dat lot te bewaren dat zij zichzelf bereiden en
dat nooit gelukkig genoemd kan worden. En Ik doe waarlijk alles om het
de mensen gemakkelijk te maken, maar als zij zelf niet willen, als zij
zich door Mij niet laten leiden en uit eigen wil verkeerd handelen, moeten
zij daarvan ook de gevolgen op zich nemen. Ze kunnen echter nooit zeggen
dat Ik hun het lot bereid heb dat zij zichzelf scheppen. Want Ik ken de
vreselijke kwellingen en probeer alles om deze kwellingen van het wezen
af te wenden. Maar Ik ontneem u de vrije wil niet en wie zondigt, moet
ook de gevolgen van de zonde dragen omdat dit het gevolg is van mijn wet
van de eeuwige ordening.
De mensen kunnen wel liefdeloos handelen en hun medemensen pijn bezorgen,
Ik echter ben de Liefde zelf en Ik ben er voortdurend op bedacht u zaligheden
te bereiden. Waar echter de wil van de mensen dit niet toelaat daar kan
ook nooit geen zaligheid meer zijn. Want een verlangen tegenstrijdig
met het goddelijke veroorzaakt ook een lot dat tegenstrijdig is met het
goddelijke, een lot van uiterste ellende en duisternis, een lot van bitterste
gevangenschap. Een toestand van onvrijheid en krachteloosheid die altijd
het gevolg, de uitwerking van de zonde is. En daarom heeft het wezen dat
tegen mijn ordening van eeuwigheid ingaat op aarde, voor zichzelf die
straf veroorzaakt.
Amen
|